Examples of using "Mikulás" in a sentence and their dutch translations:
Wanneer komt de kerstman?
De Kerstman woont op de Noordpool.
- Geloofde u in de Kerstman toen u een kind was?
- Geloofde jij in de Kerstman toen je een kind was?
Als jij je niet gedraagt, dan komt de Kerstman niet hoor.
Morgen komt Sinterklaas. Tot ziens!
- Ik voel me zoals een kind dat op het punt staat te ontdekken dat Sinterklaas niet bestaat.
- Ik voel me zoals een kind dat op het punt staat te ontdekken dat Sint-Nicolaas niet bestaat.
- Wat wil je dat de kerstman je brengt voor Kerstmis?
- Wat wilt u dat de kerstman u brengt voor Kerstmis?
- Wat willen jullie dat de kerstman jullie brengt voor Kerstmis?
De kinderen stuurden hun kerstverlanglijstjes naar de Noordpool met de hoop dat de Kerstman ze zou lezen.