Examples of using "Torte" in a sentence and their dutch translations:
Maria versierde de taart.
De taart is vers.
Wil er iemand nog wat taart?
Wil je nog wat taart?
Wie wil nog een stuk taart?
Ze verdeelde de taart in vijf stukken.
Deze taart is te zoet voor mij.
Tom tekende een afbeelding van een eekhoorn op de taart.
Beter brood zonder boter dan taart zonder vrijheid.
- De koek smaakt zoet.
- De cake smaakt zoet.
Wie wil nog een stuk taart?