Examples of using "Tüte" in a sentence and their dutch translations:
- Welke zak is van jou?
- Welke tas is van jou?
Ik heb één zak gekocht.
Ik heb juist een half zakje vijgen gegeten.
"Hoeveel snoepjes heeft Tom gisteren gegeten?" - "Een hele zak."
Geen sprake van!
John heeft vijf appels. Hij geeft er één aan Maria. Hoeveel peren zitten er nog in de zak?
"Hoeveel snoepjes heeft Tom gisteren gegeten?" - "Hij moet een hele zak gegeten hebben, want er blijft niets meer over."
Tom stapte uit de auto en ging zo onopvallend mogelijk het tankstation in. Hoewel hij dit al verschillende keren eerder had gedaan, kon hij het niet helpen, maar voelde hij zich schuldig over wat hij aan het doen was. Hij probeerde dat gevoel terzijde te schuiven, pakte een paar ijskoude sixpacks en een zak pretzels en wachtte in de rij.