Examples of using "Kommt" in a sentence and their dutch translations:
Komt tijd, komt raad.
Er komt niemand.
- Kom mee!
- Kom op!
- Kom!
- Vooruit!
- Er komt iemand aan.
- Iemand komt.
Komt het?
Ze komt!
- Kom naar beneden!
- Stap uit!
- Kom naar beneden.
- Kom beneden.
Tom komt eraan.
Komt Tom?
Kom overmorgen.
- Kom snel!
- Kom vlug!
- Kom snel.
- Kom spoedig.
Kom niet.
Kom!
Wie komt?
- Kom mee!
- Kom mee.
Kom alleen.
Kom allemaal!
Kom binnen.
Er komt niemand.
Het hangt ervan af.
Waar komt Tom vandaan?
Waar komt hij vandaan?
- Tom komt vandaag.
- Tom arriveert vandaag.
- Tom komt vandaag aan.
Komt ze ook?
Wanneer komt die aan?
Misschien komt ze morgen.
Daar komt een smeris.
Zondag komt na zaterdag.
Zondag komt na zaterdag.
Daar komt ze.
Er komt iets aan.
- Misschien komt Jane.
- Misschien zal Jane komen.
- Kom mee!
- Kom naar hier!
- Kom hier!
- Kom!
- De zomer komt eraan.
- Het wordt zomer.
Hij komt daarna.
Wanneer komt zij?
Hij komt er zo aan.
- Hij komt zonder twijfel.
- Ik weet zeker dat hij komt.
Misschien komt ze.
Jane zal waarschijnlijk komen.
Hier komt de trein!
Hij komt dichterbij.
- Kom me bezoeken.
- Kom me opzoeken.
- Kom eens langs.
Kom in de kamer.
Waar komen jullie vandaan?
Hij komt in z’n eentje.
Waar schijnt ze vandaan te komen?
Wanneer komt hij?
Kijk! Ze komt eraan!
Hier komt hij.
Daar komt hij.
Hij komt vanmiddag.
Komt er iemand mee?
Komt hij terug?
Komt ze ook?
Verandering gebeurt.
Kom terug, alsjeblieft.
Tom komt vandaag.
Komt Tom niet?
Marina komt uit Rusland en Clarissa komt uit Zweden.
Komt jou dat bekend voor?
Na regen komt zonneschijn.
Een ongeluk komt zelden alleen.
Er is hier iets aan de hand.
- Ze zal misschien komen.
- Ze komt misschien.
Tom komt uit Frankrijk? Ik dacht dat die uit België kwam.
Daar komt er een aan.
Dit gaat daarop.
Daar komt de helikopter.
Hoe komt het dat de kooldioxide
Maandag volgt op zondag.
Mei komt na april.