Examples of using "Spiegel" in a sentence and their dutch translations:
Kijk in de spiegel.
- Breek niet de spiegel.
- Breek geen spiegel.
Waar is een spiegel?
Een spiegel reflecteert licht.
Maak de spiegel schoon.
Maria's spiegel is kapot.
Kijk in de spiegel!
en de spiegel weg is.
Bekijk je in de spiegel.
Ik keek in de spiegel.
- Tom keek in de spiegel.
- Tom keek in een spiegel.
Ze bekijken zichzelf in een spiegel.
Hij kijkt naar hem in de spiegel.
Ze zag zichzelf in de spiegel.
- Tom oefende voor de spiegel.
- Tom heeft voor de spiegel geoefend.
- Het oog is de spiegel van de ziel.
- De ogen zijn de spiegel van de ziel.
Kijk gewoon in de spiegel.
de spiegel van mijn mama ...
Er hangt een tweede spiegel naast de deur.
Het oog is de spiegel van de ziel.
Ik kan mijzelf zien in de spiegel.
De ogen zijn de spiegel van de ziel.
links in de hal hing een reusachtige spiegel,
een spiegel met een gouden lijst,
Hoe vaak per dag kijk je in de spiegel?
Ze staarde naar haar reflectie in de spiegel.
Hij nam een spiegel en bestudeerde aandachtig zijn tong.
Hij nam een spiegel en keek naar zijn tong.
- Maria keek in haar magische spiegel.
- Maria keek in haar toverspiegel.
- Tom en Mary staan al een uur lang voor de spiegel.
- Tom en Mary staan al een uur voor de spiegel.
Niets behoedt ons zo grondig voor illusies, als een blik in de spiegel iedere ochtend.