Examples of using "Legt" in a sentence and their dutch translations:
Het wordt minder.
Hoeveel eieren legt een vlieg?
Door de wond in warm water te doen...
Leg je potlood neer.
Hij legt elke week tien dollar opzij.
Deze hen heeft de laatste tijd geen eieren gelegd.
Hij spaart elke maand geld.
Die het geluk vindt die mag het oprapen.
Hij hecht altijd waarde aan de mening van zijn vrouw.
- Ga gewoon!
- Ga!
- Ga maar!
- Vooruit!
- Lopen!
- Nu!
- Go!
- Voorwaarts!
- Gaat uw gang.
Hoeveel eieren legt deze hen elke week?
- Bukken!
- Omlaag!
- Neer!
Leg het neer!
Hou een stukje gebak voor me apart, ik moet weg.
Het komt wel goed met je.
- Bukken!
- Op de grond!
- Ga liggen!
- Omlaag!
- Neer!
Je balanceert op een touw en kruipt naar de andere kant.
Ga naar bed.
Ze legt 40 kilometer per nacht af in haar zoektocht naar eten.
Begin!
Vooruit met de geit!
- Knoei niet met Tom.
- Kloot niet met Tom.
Leg het op tafel.