Examples of using "Grüß" in a sentence and their dutch translations:
- Zeg hallo tegen Tom!
- Doe Tom de groeten!
Zeg alsjeblieft gedag tegen je ouders.
Goedendag!
Zeg "Dag" tegen uw vrienden.
Doe de groeten aan je vrouw voor mij!
Hallo John! Hoe gaat het?
- Zeg "Dag" tegen uw vrienden.
- Zeg hallo tegen je vrienden.
- Hoi.
- Hé!
- Hai!
Doe Tom de groeten!
- Hallo.
- Goedemorgen!
- Hoi.
- Dag.
- Goedemiddag.
- Goedendag!
Geef hem de groetjes als je hem ziet.
En als je Tom ziet, doe hem dan de groeten van me.
Doe de groeten aan je vrouw voor mij!
Doe haar de groeten als je haar ziet op het feest.
Hallo John! Hoe gaat het?
Als jullie de Popescu's zien, doe ze dan alsjeblieft de groeten van ons.