Translation of "Erzählte" in Dutch

Tom erzählte Maria nichts.

Tom heeft Maria niks verteld.

Er erzählte ihr viele Lügen.

Hij vertelde haar veel leugens.

Er erzählte mir seine Lebensgeschichte.

Hij vertelde me zijn levensverhaal.

Sie erzählte mir eine interessante Geschichte.

Ze vertelde me een interessant verhaal.

Er erzählte mir eine traurige Geschichte.

Hij vertelde mij een zielig verhaal.

Ich erzählte ihm von unserer Schule.

Ik vertelde hem over onze school.

Er erzählte seinem Bruder die Geschichte.

Hij vertelde het verhaal aan zijn broer.

Ich erzählte Tom, was geschehen war.

Ik vertelde aan Tom wat er gebeurd was.

Toms Mutter erzählte ihm eine Geschichte.

Toms moeder vertelde hem een verhaal.

Er erzählte mir eine interessante Geschichte.

Hij vertelde mij een interessant verhaal.

Sie erzählte mir ihr Geheimnis nicht.

Ze vertelde me haar geheim niet.

Tom erzählte allen, er sei erschöpft.

Tom zei tegen iedereen dat hij uitgeput was.

Da war diese Dame, die uns erzählte,

"Er was een vrouw die het erover had

Jeden Tag erzählte ich ihm die Geschichten.

Elke dag vertelde ik hem de verhalen.

Er erzählte mir, dass sie krank war.

Hij vertelde me dat zij ziek was.

Er erzählte mir eine gänzlich unglaubliche Geschichte.

Hij vertelde mij een heel ongeloofwaardig verhaal.

Tom erzählte der Polizei, was geschehen ist.

Tom vertelde de politie wat er gebeurd was.

Er erzählte jedem, dass er einsam wäre.

Hij vertelde aan iedereen dat hij eenzaam was.

Er erzählte mir, dass sein Vater verstorben ist.

Hij vertelde me dat zijn vader was overleden.

Der alte Mann erzählte den Kindern eine lustige Geschichte.

De oude man vertelde de kinderen een amusant verhaal.

Ich weiß, was er seinen Freunden über mich erzählte.

Ik weet wat hij zijn vrienden over mij vertelde.

Sie erzählte mir, dass es verkehrt war, zu stehlen.

Ze heeft me verteld dat het verkeerd was om te stelen.

Ich erzählte ihr, dass du ein nettes Mädchen bist.

Ik vertelde haar dat je een aardig meisje bent.

Sie erzählte ihm einen Witz, aber er lachte nicht.

Ze vertelde hem een mop, maar hij lachte niet.

Das ist das Medikament, von dem ich Ihnen erzählte.

Dat is het medicijn waarover ik u vertelde.

Tom erzählte mir, dass du schon in Boston gewesen bist.

Tom vertelde mij dat je al in Boston bent geweest.

- Er erzählte mir seine Lebensgeschichte.
- Er hat mir seine Lebensgeschichte erzählt.

Hij vertelde me zijn levensverhaal.

Voller Freude erzählte Tom von dem Beginn seiner Liebesbeziehung mit Marie.

Tom vertelde vol vreugde over hoe hij en Maria samen waren gekomen.

Der Doktor erzählte Herrn Smith, er soll das Rauchen aufgeben, wenn er lange leben wollte.

De dokter zei tegen meneer Smith dat hij roken moest opgeven als hij lang wilde leven.

- Sie war sich sicher, dass der Mann log.
- Sie war sich sicher, dass der Mann eine Lüge erzählte.

Ze was er zeker van dat de man loog.

- Er sagte mir, er ginge im Juni nach Frankreich.
- Er erzählte mir, dass er im Juni nach Frankreich gehen würde.

Hij zei mij dat hij in juni naar Frankrijk gaat.

Als ich klein war, kamen noch Opa und Oma um aufzupassen. Abends am Bett las Oma mir vor. Oder Opa erzählte eine Geschichte.

Toen ik klein was, kwamen opa en oma nog om op te passen. 's Avonds op bed las oma me voor. Of opa vertelde een verhaal.

Die Unstimmigkeit zwischen den Geschichten der zwei Unfallbeteiligten war so groß, dass die Behörden Schwierigkeiten hatten, zu entscheiden, welche Seite die Wahrheit erzählte.

Het verschil tussen de verklaringen van de twee bij het ongeluk betrokken partijen was zo groot dat de autoriteiten het moeilijk vonden om te bepalen welke partij de waarheid vertelde.