Examples of using "Lügen" in a sentence and their dutch translations:
U liegt!
- Ik geloof er geen snars van!
- Allemaal leugens!
Stop met liegen.
- Lieg nooit!
- Vertel nooit leugens.
Ze liegen nooit.
We liegen allemaal.
- Vertel geen leugens!
- Lieg niet!
Waarom liegen mensen?
Genoeg gelogen!
Waarom zou hij liegen?
- U liegt!
- Je liegt!
- Jullie liegen!
Deze leugens zijn onvergeeflijk.
Leugens hebben korte benen.
Ik kan niet liegen.
De cijfers liegen niet.
Iedereen liegt.
We kunnen niet zo goed liegen
- Lieg nooit!
- Vertel nooit leugens.
Hij haatte liegen.
Kinderen en dronkaards liegen niet.
Leugens en lawines groeien altijd.
Ik had niet moeten liegen.
Hij vertelde haar veel leugens.
We liegen allemaal tegen onszelf.
- Liegen is verkeerd.
- Liegen is fout.
De feiten logenstraffen zijn bewering.
Ik wil niet meer liegen.
- U liegt!
- Je liegt!
- Jullie liegen!
Liegen is een heel slechte gewoonte.
Ik verafschuw mensen die leugens vertellen.
Bij Johannes komt liegen helemaal niet in aanmerking.
- Jullie liegen!
- Je liegt.
Beloofde je niet nooit meer te liegen?
Lieg niet.
Tom is een betere leugenaar dan ik me voorstelde.
Lieg niet. Wees eerlijk.
Waarom lieg je?
Haar verhaal kan niet waar zijn. Ze liegt vaak.
StopFake heeft meer dan 1,000 fakes over Oekraïne blootgelegd.
Statistieken liegen niet, maar leugenaars en bedriegers maken er vaak gebruik van.
De waarheid zeggen is veel gemakkelijker dan liegen.
- Je liegt altijd tegen me.
- U liegt altijd tegen me.
- Jullie liegen altijd tegen me.