Translation of "Seinem" in Dutch

0.012 sec.

Examples of using "Seinem" in a sentence and their dutch translations:

Folgt seinem Beispiel.

Volg zijn voorbeeld.

- Jack ähnelt seinem Vater.
- Jack sieht seinem Vater ähnlich.

Jack gelijkt op zijn vader.

Haakon mit seinem übernatürlichen Göttinnenhelfer, seinem Familiengöttinnenhelfer Lathgertha, zu begegnen.

Haakon tegen te komen met zijn bovennatuurlijke godinnenhelper, zijn familiegodin-helper, Lathgertha.

Tom ähnelt seinem Vater.

Tom lijkt op zijn vader.

Jeder nach seinem Geschmack.

Over smaak valt niet te twisten.

- Er hörte Musik in seinem Zimmer.
- Er hörte in seinem Zimmer Musik.

Hij luisterde naar muziek op zijn kamer.

- Er verneigte sich vor seinem Lehrer.
- Er verbeugte sich vor seinem Lehrer.

Hij boog voor zijn leerkracht.

- Er sieht wie sein Großvater aus.
- Er kommt nach seinem Großvater.
- Er ähnelt seinem Großvater.
- Er sieht seinem Großvater ähnlich.

Hij lijkt op zijn grootvader.

War happy in seinem Leben.

het was gelukkig met zijn leven.

Er war seinem Wort treu.

Hij was trouw aan zijn woord.

Wir sollten seinem Beispiel folgen.

We zouden zijn voorbeeld moeten volgen.

Wir stehen unter seinem Befehl.

We staan onder zijn bevel.

Er spielt in seinem Zimmer.

Hij is in zijn kamer aan het spelen.

Tom spielt mit seinem Sohn.

- Tom speelt met zijn zoon.
- Tom is met zijn zoon aan het spelen.

Er floh aus seinem Land.

Hij ontvluchtte zijn land.

Tom schläft in seinem Zimmer.

Tom slaapt in zijn kamer.

Ist alles an seinem Platz?

Is alles op zijn plek?

Bill war in seinem Schlafzimmer.

Bill was in zijn slaapkamer.

Er machte seinem Ärger Luft.

Hij barstte in woede uit.

Tom nippte an seinem Kaffee.

Tom nipte aan zijn koffie.

Er bestand auf seinem Recht.

Hij stond op zijn recht.

Tom schläft in seinem Auto.

Tom slaapt in zijn auto.

Tom saß auf seinem Bett.

Tom zat op het bed.

Er kommt nach seinem Großvater.

Hij lijkt op zijn grootvader.

Tom gab seinem Pferd Hafer.

Tom gaf zijn paard een beetje haver.

Er kaute an seinem Bleistift.

Hij kauwde op zijn potlood.

- Du brauchst nur seinem Rat zu folgen.
- Ihr brauchst nur seinem Rat zu folgen.
- Sie brauchen nur seinem Rat zu folgen.

Volg gewoon zijn raad.

- Er hat seinem Sohn ein Vermögen vererbt.
- Er hat seinem Sohn ein Vermögen hinterlassen.
- Er hat seinem Sohn ein Vermögen vermacht.

Hij heeft een fortuin nagelaten aan zijn zoon.

- Er war glücklich mit seinem neuen Auto.
- Er war mit seinem neuen Wagen zufrieden.

Hij was tevreden met zijn nieuwe auto.

Tom wohnt jetzt bei seinem Onkel.

Tom woont nu bij zijn oom.

Die Geschichte endet mit seinem Tod.

Het verhaal eindigt met zijn dood.

Der Vogel ist in seinem Nest.

De vogel zit in zijn nest.

Der Hund folgte schwanzwedelnd seinem Herrn.

- De hond volgde zijn baas met kwispelende staart.
- De hond volgde kwispelend zijn baasje.

Nach seinem Universitätsabschluss wurde er Kameramann.

Na zijn universitaire studies werd hij cameraman.

Er wurde von seinem Onkel erzogen.

Hij werd opgevoed door zijn oom.

In seinem Zimmer sind viele Möbel.

In zijn kamer staan veel meubels.

Er hat Angst vor seinem Vater.

Hij is bang voor zijn vader.

Was hältst du von seinem Vorschlag?

- Wat denk jij van zijn voorstel?
- Wat vind je van zijn voorstel?

Er erzählte seinem Bruder die Geschichte.

Hij vertelde het verhaal aan zijn broer.

Er züchtet auf seinem Hof Rinder.

Hij fokt koeien op zijn boerderij.

Kein Fehler entging seinem wachen Blick.

Geen enkele fout ontsnapte aan zijn wakkere blik.

Er hörte Musik in seinem Zimmer.

Hij luisterde naar muziek op zijn kamer.

Tom kaufte seinem Sohn ein Geschenk.

- Tom kocht een cadeautje voor zijn zoon.
- Tom kocht een cadeau voor zijn zoon.

Ich bin zufrieden mit seinem Fortschritt.

Ik ben tevreden over zijn vooruitgang.

Er handelte in seinem eigenen Interesse.

- Hij deed het in zijn eigen belang.
- Hij handelde voor zijn eigen belang.

Lasst uns bei seinem Haus vorbeischauen.

- Laten we even binnenspringen bij hem thuis.
- Laten we even bij hem aanwippen.

Sie rief ihn bei seinem Namen.

Ze riep hem bij zijn naam.

Der Arzt rannte zu seinem Patienten.

De dokter haastte zich naar zijn patiënt.

Er sieht seinem Vater sehr ähnlich.

Hij gelijkt erg op zijn vader.

Tom hatte bei seinem Alter gelogen.

Tom loog over zijn leeftijd.

Ich bin einverstanden mit seinem Vorschlag.

- Ik ben het met zijn voorstel eens.
- Ik ben het eens met zijn voorstel.

Tom lernt jetzt in seinem Zimmer.

Tom is nu aan het leren in zijn kamer.

Der Junge spricht mit seinem Großvater.

De jongen spreekt met zijn grootvader.

Tom sieht in seinem Zimmer fern.

Tom is tv aan het kijken op zijn kamer.

Er hörte in seinem Zimmer Musik.

Hij luisterde naar muziek op zijn kamer.

Sie war von seinem Lächeln bezaubert.

Ze was betoverd door zijn glimlach.

Tom trug Mary auf seinem Rücken.

- Tom droeg Mary op zijn rug.
- Tom droeg Mary op z'n rug.

Mein Vater ist in seinem Zimmer.

Mijn vader is in zijn kamer.

Tom lebt zurzeit bei seinem Onkel.

- Tom woont momenteel met zijn nonkel.
- Tom woont momenteel met zijn oom samen.