Examples of using "Bring" in a sentence and their dutch translations:
Breng wijn.
Breng me alsjeblief de loper.
- Breng hem snel binnen.
- Breng het snel binnen.
Breng mango's mee.
Breng me iets te eten.
Ik zal je naar school brengen.
Breng mij een stuk krijt.
- Breng haar naar de operatiekamer.
- Breng haar naar de OK.
Breng me het woordenboek.
Breng me alsjeblief de loper.
Breng hem naar mij toe.
Breng de sleutel.
- Breng me naar huis.
- Neem me mee naar huis.
Breng me een handdoek.
Breng uw broer mee.
Alsjeblieft, haal dit weg.
- Breng je vrienden mee.
- Laat je vrienden komen.
Neem je computer mee.
Breng je kinderen mee.
Breng Tom hier weg.
Breng mijn hoed.
Breng de sleutels naar je broer.
Breng mij een stuk krijt.
Breng mij de krant van vandaag.
Maak me niet boos.
Geef mij de band alstublieft morgen terug.
- Breng het mij.
- Breng het mee.
Breng een blad papier alstublieft.
Breng me azijn en olie, alsjeblieft.
Breng hem naar binnen.
Laat hem binnen.
Breng eten.
Breng mij de krant van vandaag alstublieft.
- Breng het mij.
- Breng het naar mij.
Leer mij hoe men dat doet.
- Neem uw kinderen mee.
- Laat uw kinderen meekomen.
- Breng je kinderen mee.
Neem Tom mee naar huis.
Breng het naar mij.
Breng me een glas water, alstublieft.
- Neem uw kinderen mee.
- Breng je kinderen mee.
Breng mijn bril.
Uw eigen bestek meenemen graag.
Tom ziet er moe uit. Breng hem alsjeblieft even naar huis.