Examples of using "Belgier" in a sentence and their dutch translations:
- Belgen beweren dat frietjes niet Frans maar Belgisch zijn.
- Belgen beweren dat patat niet Frans maar Belgisch is.
- Belgen beweren dat friet niet Frans maar Belgisch is.
- Belgen beweren dat frieten niet Frans maar Belgisch zijn.
Een Engelsman, een Belg en een Nederlander gaan een café binnen en nemen plaats aan de toog. Zegt de barkeeper: "Wacht even, is dit een mop of zo?"
Daarom zeg ik jullie, de mensen van Europa, vergeet niet wie jullie zijn. Jullie zijn de erfgenamen van een strijd voor vrijheid. Jullie zijn de Duitsers, de Fransen, de Nederlanders, de Belgen, de Luxemburgers, de Italianen - en ja, de Britten - die boven de oude verdeeldheid uitstegen en Europa op de weg naar eenheid hebben brachten.