Translation of "Soll" in Dutch

0.017 sec.

Examples of using "Soll" in a sentence and their dutch translations:

- Soll ich dir helfen?
- Soll ich Ihnen helfen?
- Soll ich euch helfen?

- Wil je dat ik je help?
- Zal ik u helpen?

- Was soll ich tun?
- Was soll ich machen?

Wat moet ik doen?

Man soll Frauen nichts erklären; man soll handeln.

Aan vrouwen moet je niets uitleggen. Je moet doen.

Tom soll leben!

Tom zal blijven leven!

Soll das geschehen?

Hoort dat te gebeuren?

Was soll das?

Wat is dit?

- Was soll ich damit?
- Was soll ich damit anfangen?

Wat moet ik daarmee?

- Soll ich es dir erklären?
- Soll ich es euch erklären?
- Soll ich es Ihnen erklären?

Moet ik u dit uitleggen?

- Soll ich die Polizei holen?
- Soll ich die Polizei rufen?

Wil je dat ik de politie bel?

- Soll ich das Licht einschalten?
- Soll ich das Licht anmachen?

Wil je dat ik het licht aandoe?

- Was soll die ganze Aufregung?
- Was soll der ganze Zirkus?

- Waarom al die heisa?
- Waar maakt men zich zo druk om?
- Waarvoor al die opwinding?

Was soll ich tun?

Wat ga ik doen?

"Lachen soll ich sterben."

'Lachend zal ik sterven.'

Wie soll das funktionieren?

Hoe wil je dat doen dan?

Wann soll ich wiederkommen?

Wanneer dien ik terug te komen?

Was soll ich essen?

Wat zou ik eten?

Was soll ich mitbringen?

Wat moet ik meenemen?

Es soll morgen schneien.

Het moet morgen gaan sneeuwen.

Soll ich dir helfen?

Wil je dat ik je help?

Was soll ich sagen?

Wat wil je dat ik zeg.

Er soll sofort kommen!

Hij moet onmiddellijk komen.

Soll ich Ihnen helfen?

Zal ik u helpen?

Was soll der Quatsch?

Wat is dat voor onzin?

Wen soll ich wählen?

Wie zal ik kiezen?

Soll die Polizei kommen?

Zal de politie komen?

Wo soll ich hinschauen?

Naar waar moet ik kijken?

Soll das lustig sein?

Moet dat grappig zijn?

Wann soll ich einchecken?

Hoe laat moet ik inchecken?

Wann soll ich kommen?

Hoe laat moet ik komen?

Soll ich alles öffnen?

Moet ik alles opendoen?

Morgen soll es schneien.

Morgen zal het sneeuwen.

Womit soll ich anfangen?

Waar zal ik mee beginnen?

Wo soll ich aussteigen?

- Waar moet ik afstappen?
- Waar moet ik uitstappen?

Was soll ich schreiben?

Wat moet ik schrijven?

- Soll ich hier auf dich warten?
- Soll ich hier auf euch warten?
- Soll ich hier auf Sie warten?

Zal ik hier op je wachten?

- Sag mir, was ich machen soll.
- Sagt mir, was ich machen soll.
- Sagen Sie mir, was ich machen soll.

Zeg mij wat ik moet doen.

- Sag Tom, was er tun soll!
- Sagt Tom, was er tun soll!
- Sagen Sie Tom, was er tun soll!

Zeg tegen Tom wat hij moet doen!

- Was muss ich tun?
- Was soll ich tun?
- Was soll ich machen?

Wat moet ik doen?

- Schlafende Hunde soll man nicht wecken.
- Man soll keine schlafenden Hunde wecken.

Je moet geen slapende honden wakker maken.

- Ich weiß einfach nicht, was ich sagen soll.
- Was soll ich sagen?

Ik weet niet wat te zeggen...

- Soll ich dir einen Kaffee kochen?
- Soll ich Ihnen einen Kaffee kochen?

- Zal ik een kop koffie voor je zetten?
- Zal ik een kop koffie voor u maken?

Was soll ich also tun?

Wat moeten we doen?

Soll ich viele davon einsammeln

Verzamel ik een hoop van deze...

Wie soll es weitergehen? Okay.

Dus, wat wordt het? Oké.

Das soll natürlich praktisch sein,

Het is de bedoeling dat het praktisch is,

Woher soll ich das wissen?

- Hoe moet ik dat weten?
- Weet ik veel!

Ich soll ein Neues kaufen.

Ik zal een nieuwe kopen.

Wie soll man es erklären?

Hoe kan ik het uitleggen?

Was soll ich nun tun?

Wat moet ik nu doen?

Soll ich mit dir gehen?

Moet ik meegaan?

Was soll ich noch tun?

Wat kan ik nog doen?

Er soll sehr reich sein.

Het wordt gezegd dat hij heel rijk is.

Soll ich die Frage wiederholen?

Heb je graag dat ik de vraag herhaal?

Was soll ich damit machen?

Wat moet ik hiermee aanvangen?

Was soll das denn sein?

- Wat is dat dan?
- Wat moet dat voorstellen?

Was soll ich da tun?

Wat wil je dat ik daaraan doe?

Wozu soll das gut sein?

Wat zal dat bereiken?

Soll ich das Licht anlassen?

Moet ik het licht aanlaten?

Man soll seine Mutter lieben.

Men moet zijn moeder liefhebben.

Soll er es allein tun!

Laat hem het alleen doen.

Soll ich den Bus nehmen?

Zal ik de bus nemen?

Soll ich deinen Mantel bringen?

- Zal ik uw jas brengen?
- Zal ik je mantel brengen?

Ich soll mich daran gewöhnen.

Ik moet mij daar nog aan wennen.

Es soll nicht mehr vorkommen.

Het zou niet meer moeten gebeuren.

Wie soll ich dich nennen?

Hoe zou ik je gaan noemen?

Warum soll ich das machen?

- Waarom zou ik het doen?
- Waarom zou ik dat doen?
- Waarom zou ik?