Translation of "Sagt" in Dutch

sagt:

hij zegt:

Sagt wer?

Zegt wie?

„Klar“, sagt er.

Hij zegt: "Natuurlijk".

Was sagt sie?

Wat zegt ze?

Was sagt er?

Wat zegt hij?

Wer sagt das?

Wie zegt dat?

Wie sagt man...?

Hoe zeg je...?

- Mach, was er dir sagt.
- Tue, was er dir sagt.
- Macht, was er euch sagt.
- Machen Sie, was er Ihnen sagt.
- Tu, was er dir sagt.
- Tut, was er euch sagt.
- Tun Sie, was er Ihnen sagt.

- Doe wat hij je vraagt.
- Doe wat hij je zegt.

- Mach, was er dir sagt.
- Tue, was er dir sagt.
- Tu, was er dir sagt.
- Tut, was er euch sagt.
- Tun Sie, was er Ihnen sagt.

- Doe wat hij je vraagt.
- Doe wat hij je zegt.

- Mach, was er dir sagt.
- Macht, was er euch sagt.
- Machen Sie, was er Ihnen sagt.
- Tu, was er dir sagt.
- Tut, was er euch sagt.
- Tun Sie, was er Ihnen sagt.

Doe wat hij je zegt.

- Begreifst du, was er sagt?
- Verstehen Sie, was er sagt?
- Verstehst du, was er sagt?

Snap je wat hij zegt?

- So was sagt man nicht.
- So etwas sagt man nicht!

Zoiets zeg je niet!

- "Ungefähr 4 Pfund", sagt Bob.
- „Fast vier Pfund“, sagt Bob.

„Bijna vier pond,” zegt Bob.

- Pass auf, was er sagt!
- Pass auf, was er sagt.

- Let op wat hij zegt.
- Let op met wat hij zegt.

- Tom sagt, Maria hat unrecht.
- Tom sagt, Maria habe unrecht.

- Tom zegt dat Mary het mis heeft.
- Tom zegt dat Mary ongelijk heeft.
- Tom zegt dat Mary zich vergist.
- Tom zegt dat Mary fout zit.

Zum Beispiel, sagt er:

Neem bijvoorbeeld, zegt hij,

Das sagt der Richtige.

Kijk eens wie dat zegt.

Wie sagt man das?

Hoe zeg je dat?

Das Internet sagt es.

Het internet zegt het.

Sagt dir Kabuki etwas?

Weet je wat kabuki is?

Was Tom sagt, stimmt.

Wat Tom zegt is waar.

- Sie sagt, dass sie Blumen mag.
- Sie sagt, sie mag Blumen.

Ze zegt dat ze van bloemen houdt.

- Glaubst du, Tom sagt die Wahrheit?
- Glaubt ihr, Tom sagt die Wahrheit?
- Glauben Sie, Tom sagt die Wahrheit?

Denkt ge dat Tom de waarheid zegt?

- Wieso sagt er nicht die Wahrheit?
- Warum sagt er nicht die Wahrheit?

Waarom zegt hij de waarheid niet?

- Wie sagt man "danke" auf Japanisch?
- Wie sagt man „danke“ auf Japanisch?

Hoe zeg je "dankuwel" in het Japans?

- Man sagt, du seist sehr talentiert.
- Man sagt, Sie seien sehr talentiert.

Ik hoor dat je erg getalenteerd bent.

Herpetologe Dr. Bryan Fry sagt,

Herpetologist Dr. Bryan Fry zegt...

Verstehen Sie, was er sagt?

Snap je wat hij zegt?

Das sagt man nicht mehr.

- Dat zeggen we niet meer.
- Men zegt dat niet meer.

Er sagt, was er denkt.

Hij zegt wat hij denkt.

Was er sagt stimmt nicht.

Wat hij zegt, is niet juist.

So etwas sagt man nicht!

Zoiets zeg je niet!

Man sagt, Liebe mache blind.

Men zegt dat liefde blind maakt.

Was er sagt, ist falsch.

Wat hij zegt, is fout.

Das sagt mir gar nichts.

Dat zegt me niets.

Griechenland sagt die Volksabstimmung ab.

Griekenland annuleert het referendum.

Tom sagt, er sei reich.

Tom zegt dat hij rijk is.

"Ja, Orangensaft bitte", sagt Mike.

- "Ja, sinaasappelsap alstublieft," zegt Mike.
- "Ja, sinaasappelsap graag," zegt Mike.

Mache alles, was er sagt.

Doe alles wat hij zegt.

Pass auf, was er sagt!

- Luister met aandacht naar wat hij zegt.
- Let op wat hij zegt.

Mach, was man dir sagt.

Doe wat men je zegt.

Tom sagt, Maria ist pleite.

Tom zegt dat Mary blut is.

Tom sagt, es sei dringend.

- Tom zegt dat het dringend is.
- Volgens Tom heeft het haast.

Versteht sie, was er sagt?

Verstaat ze wat hij vertelt?

Sagt mir, was ihr loslasst.

Laat me weten wat je loslaat.

"Ungefähr 4 Pfund", sagt Bob.

"Ongeveer vier pond", zegt Bob.

Tu, was sie dir sagt!

Doe wat ze je zegt.

Tom sagt, er liebe Maria.

Tom zegt dat hij van Mary houdt.

Sie sagt, sie habe Hunger.

Ze zegt dat ze honger heeft.

Das sagt mir nicht zu.

Dat zegt me niets.

- Er sagt, dass er nicht kommt.
- Er sagt, dass er nicht kommen wird.

Hij zegt dat hij niet komt.

- Das musst ausgerechnet du sagen!
- Das sagt der Richtige!
- Das sagt die Richtige!

Dat moet jij nodig zeggen!

- Man sagt, dass er sehr reich war.
- Man sagt, er schwamm in Geld.

Ze zeggen dat hij erg rijk was.

- Tom sagt, es sei ein Notfall.
- Tom sagt, es handle sich um einen Notfall.
- Tom sagt, es handele sich um einen Notfall.

Tom zegt dat het een noodgeval is.

- Er sagt, dass er morgen kommen wird.
- Sie sagt, dass sie morgen kommen wird.

- Ze zegt dat ze morgen zal komen.
- Ze zegt dat ze morgen komt.

- Tom sagt, dass er Französisch lernen will.
- Tom sagt, dass er Französisch studieren will.

Tom zegt dat hij Frans wil studeren.

- Wie sagt man das in deiner Sprache?
- Wie sagt man das in Ihrer Sprache?

- Hoe zeg je dat in jouw taal?
- Hoe zeg je dat in uw taal?
- Hoe zeg je dat in jullie taal?

- Man sagt, dass du sehr talentiert seist.
- Man sagt, dass Sie sehr talentiert seien.

- Ik heb gehoord dat je erg getalenteerd bent.
- Ik heb gehoord dat jullie heel erg getalenteerd zijn.
- Ik heb gehoord dat je heel erg getalenteerd bent.
- Ik heb gehoord dat jullie erg getalenteerd zijn.
- Ik hoor dat je erg getalenteerd bent.
- Ik hoor dat jullie erg getalenteerd zijn.

Er sagt, wenn alles gut klappt,

Hij zegt dat wanneer dingen goed gaan,

Sie sagt, dass sie Blumen mag.

Ze zegt dat ze van bloemen houdt.

Man sagt, er sei schwer krank.

Men zegt dat hij ernstig ziek is.

Alles, was er sagt, ist wahr.

Alles wat hij zegt, is waar.

- Alle sagen es.
- Jeder sagt es.

Iedereen zegt het.

Man sagt, Homer sei blind gewesen.

Men zegt dat Homerus blind was.

Er sagt, dass er nicht kommt.

Hij zegt dat hij niet komt.

Sie sagt, dass sie glücklich ist.

Ze zegt dat ze gelukkig is.

Wie sagt man "Katze" auf Spanisch?

Hoe zeg je "kat" in het Spaans?

Mein Herz sagt ticktack, nicht taktik.

Mijn hart zegt "tik-tak", niet "tactiek".

Was er sagt, ist völliger Blödsinn.

Wat hij zegt is complete onzin.

Wie sagt man XXX auf Niederländisch?

Hoe zeg je XXX in het Nederlands?

Wie sagt man "yuri" auf Englisch?

Hoe zeg je "yuri" in het Engels?