Examples of using "Aufbrechen" in a sentence and their dutch translations:
We moesten de deur openbreken.
Kunnen we zo niet beter gaan?
Takuya zei me direct te vertrekken.
We moeten meteen beginnen.
Ze vroeg of we niet beter wat vroeger zouden weggaan.
Tom weet niet wanneer Mary naar Boston zal vertrekken.
Zelfs als het regent: morgen vertrek ik.
- Het ijs is te moeilijk te breken.
- Het ijs is te hard om te breken.
We zijn het erover eens dat we vroeg moeten vertrekken.
We moeten meteen beginnen.
- We zijn klaar om te gaan.
- We zijn klaar om te vertrekken.