Translation of "Abnehmen" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Abnehmen" in a sentence and their dutch translations:

- Ich will abnehmen.
- Ich möchte abnehmen.

Ik wil afvallen.

Ich möchte abnehmen.

Ik zou graag een beetje willen afvallen.

Ich werde abnehmen.

- Ik zal afslanken.
- Ik zal afvallen.
- Ik zal gewicht verliezen.

Ich will abnehmen.

Ik wil vermageren.

Man muss unbedingt abnehmen.

Het is noodzakelijk om af te vallen.

Tom muss ein bisschen abnehmen.

Tom moet een beetje afvallen.

Abnehmen heißt nicht zwangsläufig leiden.

Vermageren betekent niet noodzakelijk lijden.

Das Abnehmen fällt ihm schwer.

Afnemen valt hem zwaar.

Ich müsste ein paar Kilos abnehmen.

Ik zou een paar kilo moeten verliezen.

Lassen Sie mich Ihnen die Koffer abnehmen!

Laat me je van je koffer bevrijden.

Es ist schade, dass ich nicht abnehmen muss.

Jammer dat ik niet hoef af te vallen.

Tom wollte vor den Sommerferien noch zwei Kilogramm abnehmen.

Tom wou voor de zomervakantie nog twee kilo afvallen.

Wenn man abnehmen will, muss man seine Esslust bezwingen.

Als je wil afvallen, moet je je eetlust in bedwang houden.

Sinkt der Marktpreis, wird die Nachfragemenge zunehmen und Angebotsmenge abnehmen.

Als de marktprijs daalt, zal de gevraagde hoeveelheid stijgen en de aangeboden hoeveelheid dalen.

Wenn man abnehmen möchte, muss man darauf achten, was man isst.

Als je wil afvallen, moet je letten op wat je eet.

- Der Deckel lässt sich nicht abnehmen.
- Der Deckel geht nicht ab.

- De deksel gaat er niet van af.
- Het deksel gaat er niet af.
- Het deksel kan er niet af.

- Ich möchte in diesem Jahr etwas Gewicht verlieren.
- Ich will dieses Jahr etwas abnehmen.

Ik wil wat gewicht verliezen dit jaar.

„In nur zwei Wochen abnehmen – so geht’s!“ – mit diesen Worten lockt Toms neuester Ratgeber.

"Afvallen in slechts twee weken - zo gaat het!" - met deze woorden lokt Toms nieuwste adviseur.