Examples of using "Volait" in a sentence and their dutch translations:
- Maria stal.
- Maria was aan het stelen.
- Hij was aan het stelen.
- Hij was aan het vliegen.
- Hij vloog.
- Hij stal.
- Tom stal.
- Tom vloog.
- Tom was aan het vliegen.
- Tom was aan het stelen.
- Ze stal.
- Ze vloog.
- Ze was aan het vliegen.
- Ze was aan het stelen.
De vlinder vloog.
- Tom heeft me beroofd.
- Tom beroofde me.
Een vogel vloog hoog in de lucht.
Ons vliegtuig vloog boven de wolken.
Het gewaad van de priester fladderde zachtjes in de wind.