Examples of using "Train " in a sentence and their dutch translations:
- Naar waar gaat deze trein?
- Waar gaat deze trein naartoe?
- Ga je met de trein?
- Gaat u met de trein?
- Gaan jullie met de trein?
Naar waar gaat deze trein?
Naar waar gaat deze trein?
Hoe laat vertrekt deze trein?
Is hij met de bus of met de trein gekomen?
Kunt ge met de trein naar kantoor gaan?
Haast u, of we halen de trein nooit!
Naar waar gaat deze trein?
Is hij met de bus of met de trein gekomen?
Is hij met de bus of met de trein gekomen?
Kan men een treinkaartje kopen na het instappen?
- Naar waar gaat deze trein?
- Waar gaat deze trein naartoe?