Examples of using "Bus" in a sentence and their dutch translations:
Neem een bus.
Hier komt de bus.
- Ik miste de bus.
- Ik heb de bus gemist.
Laten we met de bus gaan.
Ik zag de bus.
Neem de volgende bus.
Tom zag de bus.
De bus komt eraan.
Laten we een bus pakken.
Hier komt de bus.
Neem de bus.
Daar is onze bus.
Hier is de bus.
Laten we de bus nemen.
Neem een bus.
Hij kwam met de bus.
Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?
De bus kwam nooit.
De bus was laat.
Laten we met de bus gaan.
Laten we met de bus gaan.
De bus is traag.
Uiteindelijk stopte de bus.
De bus was vol.
Waar gaat die bus naartoe?
Ik heb de wijn gedronken.
Dat is de bushalte.
- Waar is de bus?
- Waar zit de bus?
Ik zal de volgende bus nemen.
Ga je met de bus naar huis?
Waar namen jullie deze bus?
- Alle bussen zitten vol.
- Alle bussen zijn vol.
Ik nam bus 61.
Mis de bus niet.
Zal ik de bus nemen?
De bus is vertraagd.
Daar gaat onze bus.
Hij is een busbestuurder.
De bus is kapot!
Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?
We moeten die bus nemen.
De bus heeft vertraging.
- De bus is juist vertrokken.
- De bus is net vertrokken.
Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?
Daar is onze bus.
Welke bus gaat naar het vliegveld?
Ik heb de schoolbus gemist!
Daar komt de bus.
- Wanneer het regent, neemt ze de bus.
- Als het regent, neemt ze de bus.
- Wanneer het regent, neemt ze de bus.
- Als het regent, neemt ze de bus.
Ik ga gewoonlijk met de bus naar school.
Een vreemde sprak mij aan op de bus.
De bus kwam tien minuten te laat.
- Gewoonlijk ga ik met de bus naar school.
- Ik ga gewoonlijk met de bus naar school.
- Laat me de weg naar de bushalte zien.
- Toon me de weg naar de bushalte.
Mike gaat met de bus naar school.
- Hoeveel kost de bus?
- Hoeveel kost een busreis?
- Wat kost het met de bus?
Tom nam de verkeerde bus.
Waar is de bushalte?
Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?
De bus was helemaal vol.
Tom staat bij de bushalte te wachten.
Ik zat voor in de bus.
Deze bus brengt je naar het station.
De bus kwam twee minuten te vroeg.
- Ik heb het water gedronken.
- Ik dronk het water.
Dit is de bus waarop we gewacht hebben.