Examples of using "Iras" in a sentence and their dutch translations:
- Ben je weg?
- Ga je weg?
- Ga je door?
- Ga je met de trein?
- Gaat u met de trein?
- Gaan jullie met de trein?
- Gaan jullie ook?
- Gaat u ook?
Ik hoop dat je vlug beter wordt.
Ik zal je missen wanneer je weg bent.
Het komt wel goed met je.
Je gaat morgen naar school.
- Waar ga je heen voor Kerstmis?
- Waar gaat u heen voor Kerstmis?
- Waar gaan jullie heen voor Kerstmis?
- Zal je gaan?
- Zult u gaan?
- Zullen jullie gaan?
Wanneer jullie naar Roemenië gaan, zullen jullie het Kasteel van Dracula bezoeken.
- Ik hoop dat het snel beter met u gaat.
- Ik hoop dat je vlug beter wordt.
Ik zal je volgen, waar je ook naartoe gaat.
Ga jij ook?
Ga jij daar heen?
Waar je ook heen gaat, zullen mensen je verwelkomen.
Waar je ook heen gaat, zullen mensen je verwelkomen.
Waar je ook heen gaat, zullen mensen je verwelkomen.
Ik zal je volgen, waar je ook naartoe gaat.