Translation of "Venu" in Dutch

- Qui est venu ?
- Qui est venu ?

- Wie is er gekomen?
- Wie kwam?
- Wie was gekomen?

- Monsieur Smith est venu.
- M. Smith est venu.

Mijnheer Smith is gekomen.

Quelqu'un est venu.

Iemand kwam.

Qui est venu ?

- Wie kwam?
- Wie was gekomen?

Il est venu.

Hij kwam.

Tom est venu.

Tom kwam.

Personne n'est venu.

Er is niemand gekomen.

Qui est venu ?

Wie is er gekomen?

Est-il venu ?

Is hij gekomen?

Merci d'être venu.

Bedankt voor het bezoek.

- Je suis venu à bicyclette.
- Je suis venu à vélo.

Ik ben met de fiets gekomen.

Personne n'est venu aujourd'hui.

Er is niemand gekomen vandaag.

Monsieur Smith est venu.

Mijnheer Smith is gekomen.

Pourquoi es-tu venu ?

Waarom ben je gekomen?

Tom est-il venu ?

Is Tom gekomen?

- Personne n'est venu m'aider.
- Personne n'est venu à mon secours.
- Personne n'était venu m'aider.
- Personne ne vint m'aider.

Niemand kwam mij helpen.

Il est venu en personne.

- Hij is zelf gekomen.
- Hij kwam zelf.
- Hij kwam persoonlijk.

Avec qui es-tu venu ?

Met wie ben je gekomen?

Es-tu venu ici depuis ?

Ben je sindsdien hier nog geweest?

Il est venu du sud.

Hij kwam uit het zuiden.

Il n'est pas encore venu.

- Hij is er nog niet.
- Hij is nog niet gearriveerd.

Il est venu plusieurs fois.

Hij kwam verschillende keren.

Tout le monde est venu.

Iedereen kwam.

Je suis venu à pied.

Ik kwam te voet.

- Cela ne m'est pas venu à l'esprit.
- Cela ne m'était pas venu à l'esprit.

Het was niet bij me opgekomen.

- Je suis venu ici pour te voir.
- Je suis venu ici pour vous voir.

Ik kwam hier om u te zien.

Le lendemain, un requin est venu.

De volgende dag... ...kwam er een haai.

Un M.Brown est venu ce matin.

Een zekere mijnheer Brown is vanmorgen gekomen.

- L'été est venu.
- L'été est arrivé.

De zomer is hier.

Pourquoi es-tu venu au Japon ?

- Waarom ben je naar Japan gekomen?
- Waarom zijt ge naar Japan gekomen?

Il est venu tôt le matin.

Hij kwam 's ochtends vroeg.

Il est venu ici pour m'aider.

Hij is hier gekomen om mij te helpen.

Il est venu pour nous voir.

Hij kwam om ons te zien.

Je me demande qui est venu.

Ik vraag me af wie kwam.

- Il est venu.
- Elle est venue.

- Hij kwam.
- Zij kwam.
- Hij is gekomen.
- Zij is gekomen.

Je suis venu de la Chine.

- Ik kom uit China.
- Ik kwam uit China.

Tom est-il venu ici hier ?

Is Tom gister hier geweest?

- Personne n'est venu.
- Personne ne vint.

Er is niemand gekomen.

Il est venu à mon secours.

Hij kwam mij redden.

Il est venu te voir hier.

Hij is gisteren gekomen om u te zien.

Je suis venu pour te parler.

Ik ben gekomen om met u te spreken.

Je suis jamais venu ici auparavant.

- Ik ben hier nog nooit eerder gekomen.
- Ik ben hier nog nooit eerder geweest.

Pourquoi es-tu venu seulement maintenant ?

Waarom ben je pas nu gekomen?

Je suis venu pour vous tuer.

Ik ben gekomen om u te doden.

C'est bien, que vous soyez venu !

- Zo fijn dat jullie hier zijn!
- Fijn dat u bent gekomen!
- Het is geweldig dat u gekomen bent!

Personne d'autre que Mary n'est venu.

Niemand kwam behalve Maria.

- Tu es venue trop tard.
- Tu es venu trop tard.
- Vous êtes venu trop tard.

- Je kwam te laat.
- Je was te laat.
- Hij was te laat.

- Est-il venu en bus ou bien en train ?
- Est-il venu en autocar ou par le train ?
- Est-il venu en autocar ou en train ?

Is hij met de bus of met de trein gekomen?

Tu n'es pas venu à l'école hier.

Je kwam gisteren niet naar school.

Le moment est venu de travailler ensemble.

- Nu is de tijd om samen te werken.
- De tijd is gekomen om samen te werken.

C’est pour toi que je suis venu.

Jij bent de reden dat ik ben gekomen.

J'aurais souhaité qu'il soit venu au meeting.

Ik had gewild dat hij naar de vergadering gekomen was.

Il est venu à mon bureau hier.

Gisteren kwam hij naar mijn kantoor.

Pourquoi n'es-tu pas venu plus tôt ?

- Waarom kom je niet eerder?
- Waarom kwam je niet vroeger?

Tom est venu en Australie pour Noël.

Tom kwam naar Australië voor de kerst.

- Sami est venu régulièrement.
- Sami venait régulièrement.

Sami kwam regelmatig.

Il est venu en dépit du mauvais temps.

Hij kwam, ondanks het slechte weer.

Je suis venu au Japon par la Chine.

Ik ben naar Japan gekomen vanuit China.

Tu es venu pour assister à la cérémonie ?

Ben je gekomen om de ceremonie bij te wonen?

- Je suis venu hier.
- Je suis venue hier.

- Ik ben gisteren gekomen.
- Ik kwam gisteren.

Ce matin, Tom est venu à mon bureau.

Deze morgen is Tom naar mijn kantoor gekomen.

Paul est venu à Rome pour me saluer.

Paul kwam naar Rome om me te begroeten.

- Le printemps est arrivé.
- Le printemps est venu.

De lente is begonnen.

Je suis venu de la gare par taxi.

Ik ben vanuit het station per taxi gekomen.

Il est venu me voir hier après-midi.

Hij kwam gisterenmiddag naar me toe.

Tu ne croiras pas qui est venu aujourd'hui.

Je zult niet geloven wie vandaag gekomen is!

Je suis venu ici de mon plein gré.

Ik ben hier uit vrije wil gekomen.

Je suis venu ici en espérant voir Tom.

Ik kwam hier in de hoop Tom te zien.

- Je suis venu seul.
- Je suis venue seule.

Ik kwam alleen.