Examples of using "Tira" in a sentence and their dutch translations:
- Hij schoot hem neer.
- Hij schoot haar neer.
- Zij schoot hem neer.
- Zij schoot haar neer.
Ze trok de deur open.
- Ze profiteerde van mijn onwetendheid.
- Ze misbruikte mijn onwetendheid.
Hij schoot naar de vogel, maar schoot ernaast.
Hij schopte de bal weg.
Tom stak zijn tong uit en nam een selfie.
- De politieagent heeft in de lucht geschoten.
- De politieagent schoot in de lucht.