Translation of "Naître" in Dutch

0.002 sec.

Examples of using "Naître" in a sentence and their dutch translations:

Bien sûr qu'une figue peut naître

Natuurlijk wordt een vijg mogelijk

Vos chances de naître gay augmentent de 33%.

gaan je kansen om homo te zijn 33% omhoog.

Tu fais naître en moi de tels sentiments de culpabilité.

Je laat me zo schuldig voelen.

Ce qui fait naître la Terre et la Lune et les rend isotopiquement identiques.

en creëert zo onze isotopisch identieke Aarde en Maan.

Naître avec le printemps, mourir avec les roses, sur l'aile du zéphyr nager dans un ciel pur, balancé sur le sein des fleurs à peine écloses, s'enivrer de parfums, de lumière et d'azur, secouant, jeune encor, la poudre de ses ailes, s'envoler comme un souffle aux voûtes éternelles, voilà du papillon le destin enchanté ! Il ressemble au désir, qui jamais ne se pose, et sans se satisfaire, effleurant toute chose, retourne enfin au ciel chercher la volupté.

Geboren in de lente, vergaan met rozen, zwevend in een ongerept luchtruim op de vleugel van de zefier, zwaaiend aan de borst van de nauwelijks bloeiende bloemen, beschonken met parfums, licht en azuurblauw; dit is het betoverende lot van de vlinder, die nog jong, het poeder van zijn vleugels afschudt en als een adem in de eeuwige hemelen wegvliegt! Hij lijkt op de begeerte die nooit landt, onbevredigd overal schampt en uiteindelijk terugkeert naar de hemel om wellust te beleven.