Translation of "Chiot" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Chiot" in a sentence and their dutch translations:

Le chiot veut dormir.

De puppy wil slapen.

Le chiot la regardait si tristement.

Het hondje keek haar heel droevig aan.

Je veux un chiot pour Noël.

Ik wil een puppy voor Kerstmis.

Tom a reçu un chiot pour Noël.

Tom heeft een puppy gekregen voor Kerstmis.

Tom dit qu'il veut un chiot pour Noël.

Tom zegt dat hij een puppy wil voor Kerstmis.

Tom a offert un chiot à ses enfants pour Noël.

Tom gaf zijn kinderen een puppy voor Kerstmis.

- Elle a un petit chien noir.
- Elle a un chiot noir.

Zij heeft een kleine zwarte hond.

Tom a offert un chiot à son fils de trois ans pour Noël.

- Tom gaf zijn driejarige zoon een puppy met Kerstmis.
- Tom gaf zijn driejarige zoon een puppy met kerst.

Il manque une patte à ce chiot, mais ça ne l'empêche pas de courir et de jouer.

Het hondje mist een pootje, maar dat belemmert hem niet om te rennen en te spelen.

« Ce chiot est trop mignon. Mais pourquoi s'appelle-t-il Panda ? » « C'est parce que son visage ressemble à un panda. »

"Wat een schattig puppy. Waarom heet het Panda?" "Omdat zijn gezicht op dat van een panda lijkt."