Examples of using "Petit" in a sentence and their dutch translations:
- Lastpak!
- Nijdige klier!
- Rotjong!
Hoi, knul!
Jij deugnietje!
Het is klein.
Stap voor stap gaan we met onze partners
- Ik had een kleine hond toen ik jong was.
- Ik had een hondje toen ik jong was.
De patiënt geneest stilletjes aan.
- We ontbijten.
- We hebben ontbijt.
Dat boek is klein.
Blijf nog even.
met mijn kleine baby,
Het vermiste welpje.
Het is te klein.
Groot of klein?
Het is erg klein.
Ik ben klein.
Tom is klein.
Het is echt klein!
Hij is klein.
Ik was te klein.
Wat is de wereld toch klein!
- We ontbijten.
- We hebben ontbijt.
Zij hadden ontbijt.
De kleine koelkast is smerig.
- Het ontbijt is klaar.
- Het ontbijt is gereed.
- Heb je een vaste vriend?
- Heb je een vriend?
- Heeft u een vaste vriend?
- Heb je een vriendje?
Ik ben aan het ontbijten.
Hij is klein maar sterk.
We ontbijten.
Wat is de wereld toch klein!
Geniet van je ontbijt.
- Wilt u ontbijt?
- Willen jullie ontbijt?
Zij maakten ontbijt.
Ze ontbeten.
...zelfs op deze boom...
Daar is een kleine spar.
Eén welpje is achtergebleven.
Het is een kleine schorpioen.
Teken een kleine cirkel.
- Ik ben erg kort.
- Ik ben erg klein.
Het boek is klein.
Ik ben te klein.
De wereld is klein.
- Is dat te klein?
- Is het te klein?
Laten we ontbijten.
- Lastpak!
- Rotjong!
- Rotmeid!
- Blijf nog even zitten.
- Blijf nog even.
Welk dier is klein?
Jij kleine dief!
Dit is een klein boek.
Klein.
Doe een dutje.
- Dat boek is klein.
- Dit boek is klein.
Mijn boot is klein.
Ik heb een klein hongertje.
Geniet van je ontbijt.
Teken mijn hondje!
Teken mijn hondje!
Sterf langzaam!