Translation of "Arriver" in Dutch

0.016 sec.

Examples of using "Arriver" in a sentence and their dutch translations:

- N'importe quoi pouvait arriver.
- N'importe quoi pourrait arriver.

Er kan van alles gebeuren.

Cela peut arriver.

Dat kan gebeuren.

Elle devrait arriver.

Ze zou hier elk moment moeten zijn.

- Ils doivent arriver à midi.
- Elles doivent arriver à midi.

Tegen de middag zouden ze moeten aankomen.

Vous pouvez y arriver.

Kom op, je kunt het.

Il va bientôt arriver.

Hij komt er zo aan.

Ça peut arriver parfois.

Het gebeurt wel.

Je viens d'en arriver.

Ik kom er net van.

- Réfléchissons au pire qui pourrait arriver.
- Réfléchissons au pire qui puisse arriver.

Laten we eens kijken wat er kan gebeuren in het ergste geval.

Allez, vous pouvez y arriver.

Kom op, je kunt het.

Tom doit arriver à midi.

Tom zou rond het middaguur moeten komen.

Seul toi peut y arriver.

Alleen jij krijgt dit voor elkaar.

Le train va bientôt arriver.

- De trein is in aantocht.
- De trein zal binnen enkele ogenblikken arriveren.

Elles doivent arriver à midi.

Tegen de middag zouden ze moeten aankomen.

Ensemble, nous pouvons y arriver !

Samen kunnen we het doen!

Le colis devrait arriver lundi.

Het pakketje komt als het goed is op maandag.

L'aventure commence ! Vous pouvez y arriver.

Laat het avontuur beginnen. Kom op, je kunt het.

Tom fut le dernier à arriver.

Tom was de laatst aangekomene.

Réfléchissons au pire qui pourrait arriver.

Laten we eens kijken wat er kan gebeuren in het ergste geval.

- À quelle heure tu penses arriver, à peu près ?
- Vers quelle heure tu penses arriver ?

Hoe laat denk je dat je ongeveer aankomt?

Je la vois arriver par le côté,

...zag ik haar vlak naast me.

Tu devines probablement ce qui va arriver.

Je kunt waarschijnlijk wel raden wat er gaat gebeuren.

- Ça arrive parfois.
- Ça peut arriver parfois.

Dat gebeurt soms.

Il a couru pour arriver à temps.

Hij rende opdat hij op tijd zou zijn.

Arriver en retard, c'est bien de lui.

Te laat komen is echt iets voor hem.

Je ne pense pas arriver à t'aider.

Ik denk niet dat ik je kan helpen.

Je sais que tu peux y arriver.

Ik weet dat je het kunt doen.

Cela va-t-il arriver un jour ?

Gaat het ooit nog gebeuren?

Je ne suis pas près d'y arriver.

Ik ben nog niet zover.

- Ça arrive.
- Ça se produit.
- Cela arrive.
- Cela se produit.
- Ça va arriver.
- Ça peut arriver parfois.

Het gebeurt wel.

Heureusement, il existe plein de façons d'y arriver.

Gelukkig zijn er genoeg manieren om te slagen.

Car nous ne pouvons pas y arriver seuls.

Wij kunnen het niet alleen.

Nul ne peut prévoir ce qui va arriver.

Niemand kan voorzien wat er gaat gebeuren.

- Quelque chose s'en vient.
- Quelque chose va arriver.

Er komt iets aan.

- Je peux y arriver.
- Je peux m'en sortir.

Ik kan het wel aan.

- Ça n'arrivera jamais.
- Ça ne va jamais arriver.

Dat zal nooit gebeuren.

Mon vol devait arriver à 14 h 30.

Mijn vlucht moest normaal om half drie 's middags aankomen.

Pour arriver à atteindre le meilleur résultat pour nous.

om het resultaat te krijgen dat ons het beste past.

N'oubliez pas : c'est votre aventure. Vous pouvez y arriver !

Dit is jouw avontuur. Je kunt het.

Puis toutes ces choses géniales ont commencé à arriver

Daarna gebeurden al die geweldige dingen

- Ça arrive.
- Ça se produit.
- Ça peut arriver parfois.

- Het komt voor.
- Het gebeurt wel.
- Het gebeurt.

Soyons réalistes, c'est impossible. On va jamais y arriver.

- Laten we eerlijk zijn, het is onmogelijk. We halen het nooit.
- Geef toe dat het onmogelijk is. We redden het nooit op tijd.

J'aimerais bien savoir si mes bagages vont bientôt arriver.

Ik wil weten of mijn bagage nog aankomt.

Les tremblements de terre peuvent arriver à tout moment.

Aardbevingen kunnen zich op elk moment voordoen.

J'avais l'impression que quelque chose comme ça allait arriver.

Ik had al het gevoel dat zoiets zou gebeuren.

Allez, on peut y arriver, mais tout dépend de vous.

Kom op, we kunnen het... ...maar het is aan jou.

Pour comprendre ce qui va lui arriver une fois enfoui.

om te weten wat ermee gebeurt als het daar naartoe gaat.

Le fait est que pour en arriver à cette compréhension,

Het gaat erom dat als je tot dit soort begrip wilt komen,

Qui avait surmonté une telle adversité pour en arriver là.

...dat zo veel heeft weten te overleven.

Comme d'habitude, il était le dernier à arriver au théâtre.

Zoals gewoonlijk kwam hij als laatste aan in het theater.

Elle se dépêchait afin de ne pas arriver en retard.

Ze haastte zich zodat ze niet te laat zou zijn.

- Comment cela pourrait-il survenir ?
- Comment cela pourrait-il arriver ?

Hoe kon dat gebeuren?

Elle ne va pas arriver à temps pour la réunion.

Ze zal niet op tijd zijn voor de vergadering.

La police va bientôt arriver sur la scène du crime.

De politie zal straks aankomen op de plaats van de misdaad.

Le bateau en provenance de New-York devrait arriver prochainement.

- Het schip uit New York zal daar vlug zijn.
- Het schip uit New York arriveert binnenkort.

Heureusement, on a le choix entre plusieurs chemins pour y arriver,

Gelukkig zijn er meerdere routes die we kunnen nemen om te slagen...

Vous pouvez y arriver. Il n'en tient qu'à vous. Vous décidez.

Kom op, je kunt het. Het is aan jou. Je moet een beslissing nemen.

Nous avons pris un taxi pour arriver là-bas à l'heure.

- We namen een taxi om er op tijd te geraken.
- We namen een taxi om op tijd te komen.

- Je ne laisserai rien t'arriver.
- Je ne laisserai rien vous arriver.

Ik laat je niks gebeuren.

Combien de temps cela prendra-t-il pour arriver là-bas ?

Hoelang gaat het duren om daar te komen?

Combien de temps cela prend-il pour arriver à la station ?

- Hoe lang duurt het om naar het station te gaan?
- Hoe lang duurt het om het station te bereiken?

Quoi qu'il puisse arriver, tu ne dois pas oublier de sourire.

Wat er ook moge gebeuren, je moet niet vergeten te glimlachen.

- Les accidents sont inévitables.
- Les accidents peuvent arriver.
- Les accidents arrivent.

Een ongeluk zit in een klein hoekje.

- Tu peux le faire !
- Tu peux y arriver.
- C'est bon, tu peux le faire.
- Tu peux le faire.
- Vous pouvez y arriver.
- Vous pouvez le faire.

- Je kunt het!
- Jullie kunnen het.

La mère de Ken et son amie vont bientôt arriver à l'aéroport.

De moeder van Ken en haar vriendin zullen spoedig aankomen op de luchthaven.

S'ils avaient su ce qui allait arriver, ils auraient changé leurs plans.

Hadden ze geweten wat er ging gebeuren, dan hadden ze hun plannen veranderd.

- Nous verrons ce qui va arriver.
- On verra ce qui se passe.

We zullen zien wat er gaat gebeuren.

Nous devons nous dépêcher si nous voulons arriver à la station à temps.

We moeten opschieten als we op tijd bij het station willen aankomen.

Il a assurément pris des produits dopants pour arriver à courir aussi vite.

Om zo snel te lopen moet hij haast wel steroïden hebben genomen.

- J'ignore ce qui aurait pu se passer.
- J'ignore ce qui aurait pu arriver.

Ik weet niet wat er gebeurd kan zijn.

Tom était tellement perdu dans ses pensées, qu'il n'avait pas entendu Mary arriver.

Tom was zo in gedachten verzonken, dat hij Maria niet hoorde komen.

Il me reste encore 100 m à faire, je ne vais pas y arriver.

Ik heb nog honderd meter te gaan. Dat red ik nooit.