Translation of "Isäsi" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Isäsi" in a sentence and their dutch translations:

Tunnen isäsi.

Ik ken je vader.

Tapasin isäsi eilen.

Ik heb je vader gisteren ontmoet.

Miten isäsi voi?

Hoe gaat het met je vader?

Missä sinun isäsi on?

- Waar is je vader?
- Waar is jullie vader?

Onko sinun isäsi lääkäri?

- Is je vader dokter?
- Is jullie vader een dokter?

Mitä sinun isäsi tekee?

- Wat doet je vader?
- Wat doet jullie vader?

Sinun isäsi on pitkä.

- Je vader is groot.
- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.

Tiedätkö mihin isäsi meni?

Weet u waar uw vader heen is gegaan?

Mistä esi-isäsi ovat kotoisin?

- Waar komen jouw voorouders vandaan?
- Waar komen uw voorouders vandaan?
- Waar komen jullie voorouders vandaan?

- Kuka on isäsi?
- Kuka isänne on?

Wie is je vader?

- Miten isäsi voi?
- Mitä sinun isällesi kuuluu?

Hoe gaat het met je vader?

- Minkä ikäinen isänne on?
- Kuinka vanha isäsi on?

Hoe oud is je vader?

- Tunnen todella hyvin sinun isäsi.
- Mä tunnen tosi hyvin sun isän.

- Ik ken jouw vader zeer goed.
- Ik ken je vader heel goed.