Examples of using "Isäsi" in a sentence and their dutch translations:
Ik ken je vader.
Ik heb je vader gisteren ontmoet.
Hoe gaat het met je vader?
- Waar is je vader?
- Waar is jullie vader?
- Is je vader dokter?
- Is jullie vader een dokter?
- Wat doet je vader?
- Wat doet jullie vader?
- Je vader is groot.
- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.
Weet u waar uw vader heen is gegaan?
- Waar komen jouw voorouders vandaan?
- Waar komen uw voorouders vandaan?
- Waar komen jullie voorouders vandaan?
Wie is je vader?
Hoe gaat het met je vader?
Hoe oud is je vader?
- Ik ken jouw vader zeer goed.
- Ik ken je vader heel goed.