Examples of using "Sinun" in a sentence and their dutch translations:
En door jou.
- Jij bent aan de beurt.
- Jij bent.
Je kan maar beter gaan.
- Ik wil je mening.
- Ik wil jullie mening.
Ik ben je oudere zus.
Je zou moeten slapen.
Waar is je pet?
Welk is uw lievelingsprogramma op tv?
Ge zoudt naar een tandarts moeten gaan.
- Je moet niet eten.
- Je hoeft niet te eten.
Dat is jouw verantwoordelijkheid.
Waar is je school?
Jij bent de baas, jij beslist.
Je moet gaan.
- Het is van jou?
- Het is van u?
- Het is van jullie?
We hebben je advies nodig.
- Ik begrijp je taal.
- Ik begrijp jouw taal.
Je moet luisteren.
Het is jouw beurt, Tom.
Zijn deze van u?
Je moet met roken stoppen.
- Uw dood is mijn leven.
- Jouw dood is mijn leven.
- Je zou moeten slapen.
- Je zou beter slapen.
Hoe groot is uw familie?
Wat is jouw favoriete iPhone-app?
Je moet een beslissing nemen.
Het is aan jou. Maar schiet op en besluit.
Je moet je haar eens laten knippen.
Jullie zouden om verontschuldiging moeten vragen.
Ge moet uw best doen.
Je kan maar beter gaan.
- Waar zijn je spullen?
- Waar zijn jouw spullen?
- Waar zijn uw spullen?
- Waar zijn jullie spullen?
Waar is je school?
- Wie is uw leraar?
- Wie is jouw leraar?
Dat is makkelijk voor jou om te zeggen.
- Je moet je kamer opruimen.
- Je moet je kamer kuisen.
- Ik hoop dat ge vlug weer geneest.
- Ik hoop dat je vlug beter wordt.
- Je moet je kamer opruimen.
- Je moet je kamer kuisen.
Je had beter je valhelm op kunnen doen.
- Het is jouw schuld dat ik mijn eetlust kwijt ben.
- Dankzij jou heb ik mijn eetlust verloren.
- Dankzij u heb ik geen trek meer.
Van welke zanger houdt u?
- Ik sta erop dat je aanwezig bent.
- Ik sta erop dat u aanwezig bent.
- Gij eerst.
- Ga jij maar eerst.
- Is zij uw moeder?
- Is zij jouw moeder?
- Is zij jullie moeder?
Je kunt maar beter een tijdje gaan slapen.
Je moet op het ergste voorbereid zijn.
- Is dit jouw wijn?
- Is dit uw wijn?
- Is dit jullie wijn?
- Is dit jouw woordenboek?
- Is dit uw woordenboek?
- Je moet voorzichtig zijn.
- U moet voorzichtig zijn.
- Ik wil niet dat je verandert.
- Ik wil niet dat u verandert.
- Ik hoop dat je gelijk hebt.
- Hopelijk heeft u gelijk.
Jullie zouden dankbaar moeten zijn.
Ik wil dat je dat weet.
Ik wilde met je samen zijn.
- U moet het me vertellen.
- Jullie moeten het me vertellen.
Hoe gaat het met jullie moeder?
Is dit je koffer?
- Je moet het loslaten.
- Je moet het laten gaan.
Je moet ons helpen.
Je moet me geloven.
Ik ben jouw zon.
- Wat is jouw e-mailadres?
- Wat is uw e-mailadres?
- Wat is jullie e-mailadres?
Je hoeft je alleen maar te concentreren.
- Welke is uw koffer?
- Welke is jouw koffer?
Het is nu jouw beurt.
- Waar is je vader?
- Waar is jullie vader?
- Wat is jouw telefoonnummer?
- Wat is uw telefoonnummer?
- Wat is jullie telefoonnummer?
- Wat is uw bloedgroep?
- Wat is jullie bloedgroep?
- Wat is jouw bloedgroep?
Ge moet stoppen met roken.
- Is je vader dokter?
- Is jullie vader een dokter?
- Is je moeder thuis?
- Is je mama thuis?
- Is jouw moeder thuis?
- Wie is jouw leraar Frans?
- Wie is uw leraar Frans?
- Wie is jullie leraar Frans?
Waar is je kamer?
Het enige wat je hoeft te doen is de afwas.
- Welk boek is van u?
- Welk boek is van jou?
Ik wil dat je een liedje zingt.
- Kent zij uw telefoonnummer?
- Kent ze je telefoonnummer?
- Is dit jouw tas?
- Is dit uw tas?
Hoe heet je?
Waar is je hoed?
- Wat is jouw bijnaam?
- Wat is uw bijnaam?
Was het jouw favoriet?
Je moet een brief schrijven.
Wat is jouw bloedgroep?
Gij zult niet doden.
- U moet de knoop strakker maken.
- U moet de knoop strakker trekken.
- Jullie moeten de knoop strakker maken.
- Jij moet de knoop strakker maken.
- Je moet de knoop strakker trekken.
Je broer vraagt om hulp.
Dit is jouw hond.
Heb je moeite af te vallen?
Heb je nog steeds hoofdpijn?