Translation of "Waiting" in Dutch

- He is waiting.
- She is waiting.
- She's waiting.
- He's waiting.

Zij wacht.

- Tom is waiting.
- Tom's waiting.

Tom wacht.

- I'm waiting.
- I am waiting.

Ik wacht af.

- She is waiting.
- She's waiting.

Zij wacht.

- He is waiting.
- He's waiting.

Hij zit te wachten.

They're waiting.

- Ze wachten.
- Zij wachten.

Everyone's waiting.

- Iedereen wacht.
- Ze wachten allemaal.

- I'm waiting outside.
- I am waiting outside.

Ik sta buiten te wachten.

- Everybody is waiting for you.
- Everyone is waiting on you.
- Everybody's waiting for you.
- They're all waiting for you.

Iedereen wacht op je.

- I am waiting my turn.
- I'm waiting for my turn.
- I'm waiting my turn.

Ik wacht op mijn beurt.

- Everybody is waiting for you.
- Everyone is waiting on you.
- Everybody's waiting for you.

Iedereen wacht op jullie.

We're still waiting.

- We wachten nog steeds.
- We zijn nog steeds aan het wachten.

He is waiting.

Hij zit te wachten.

I hate waiting.

- Ik haat wachten.
- Ik heb een hekel aan wachten.

We were waiting.

- We wachtten.
- We waren aan het wachten.

I'll be waiting.

- Ik wacht wel.
- Ik zal wachten.

I was waiting.

Ik wachtte.

- What're you waiting for?
- What are you waiting for?

- Waar wacht je op?
- Waar wachten jullie op?
- Waar wacht u op?
- Waarop wachten jullie?

- Everybody is waiting for you.
- Everybody's waiting for you.

- Iedereen wacht op je.
- Iedereen wacht op u.
- Iedereen wacht op jullie.

- Tom is waiting for you.
- Tom's waiting for you.

Tom wacht op u.

- What are we waiting for?
- What're we waiting for?

Waarop wachten we nu?

- I am waiting my turn.
- I'm waiting my turn.

- Ik wacht op mijn beurt.
- Ik ben op mijn beurt aan het wachten.

- What're you waiting for?
- What are you waiting for?
- What are you guys waiting for?

- Waar wacht je op?
- Waar wachten jullie op?
- Waar wacht u op?
- Waarop wachten jullie?

- I'm waiting for the train.
- I'm waiting for a train.
- I am waiting for the train.

Ik wacht op de trein.

- I'm waiting for your assistance.
- I'm waiting for your help.

Ik wacht op je hulp.

- I'm waiting for my friend.
- I'm waiting for my girlfriend.

Ik wacht op mijn vriendin.

- I'm waiting for my friend.
- I'm waiting for my boyfriend.

Ik wacht op mijn vriend.

And the waiting raptors.

En de wachtende roofvogels.

Her Majesty is waiting.

Hare Majesteit wacht.

His Majesty is waiting.

Zijne Majesteit wacht.

They're waiting for you.

- Ze wachten op je.
- Ze wachten op jullie.

Your guests are waiting.

- Je gasten wachten.
- Uw gasten wachten.
- Jullie gasten wachten.

Mike is waiting downstairs.

Mike wacht beneden.

They're waiting for us.

Zij wachten op ons.

We're waiting for Tom.

We wachten op Tom.

A cab is waiting.

Er wacht een taxi.

The prince is waiting.

De prins is aan het wachten.

The princess is waiting.

De prinses wacht.

Tom is probably waiting.

- Tom is waarschijnlijk aan het wachten.
- Tom wacht waarschijnlijk.

Brian kept Kate waiting.

Brian liet Kate wachten.

We're waiting on you.

- We wachten op je.
- We zitten op je te wachten.

I'm sick of waiting!

Ik ben het wachten kotsbeu!

The waiting is endless.

Het wachten is eindeloos.

- I'm waiting for the bus.
- I am waiting for the bus.

Ik sta op de bus te wachten.

- I'm waiting for my friend.
- I am waiting for my friend.

Ik wacht op een vriendin van me.

- I'm waiting for my mother.
- I am waiting for my mother.

Ik wacht op mijn moeder.

- What are you waiting for?
- What are you guys waiting for?

- Waar wachten jullie op?
- Waarop wachten jullie?

- We're waiting for the right time.
- We're waiting for the right moment.

We wachten op het juiste moment.

And urban predators are waiting.

En stedelijke roofdieren wachten.

Who are you waiting for?

Op wie wacht je?

They were tired of waiting.

Ze waren moe van het wachten.

We’ve been waiting for hours.

We wachtten urenlang.

We're waiting for the train.

We wachten op de trein.

I was waiting for you.

- Ik verwachtte u.
- Ik was op u aan het wachten.
- Ik verwachtte jullie.
- Ik was op jullie aan het wachten.

I'm waiting for my girlfriend.

Ik wacht op mijn vriendin.

The taxi is waiting outside.

De taxi staat buiten te wachten.

Are you waiting for something?

- Ben je ergens op aan het wachten?
- Wacht je ergens op?

- I waited.
- I was waiting.

Ik heb gewacht.

Everybody is waiting for you.

- Iedereen wacht op je.
- Iedereen wacht op u.
- Iedereen wacht op jullie.

I'm waiting for my mother.

Ik wacht op mijn moeder.

I've been waiting for hours.

- Ik wacht al uren lang.
- Ik wacht al urenlang.