Examples of using "Tom's" in a sentence and their dutch translations:
- Tom is in paniek.
- Tom is in paniek geraakt.
Tom is gewond.
Dit is Toms auto.
Ik ben Toms stiefvader.
Tom is vandaag jarig.
Tom is vandaag jarig.
Dit boek is van Tom.
Tom is geadopteerd.
Tom is geïrriteerd.
Tom verveelt zich.
Tom speelt vals.
Tom heeft bekend.
- Tom is bij bewustzijn.
- Tom is bewust.
Tom is blij.
Tom is ongevaarlijk.
- Tom blijft koppig.
- Tom is eigenzinnig.
- Tom is terug.
- Tom is teruggekeerd.
Tom is stoned.
Tom is gestrand.
Tom is onverslagen.
Tom is onstabiel.
Tom is gewelddadig.
Tom loopt mank.
Tom is jong.
Tom is aan het rusten.
Tom is geweldig.
- Tom is in paniek.
- Tom is in paniek geraakt.
Tom droomt.
Tom komt.
Tom is waanzinnig.
Het spijt Tom.
- Tom heeft het mis.
- Tom heeft ongelijk.
Tom is lelijk.
Tom is aan het hyperventileren.
- Tom is aan het hallucineren.
- Tom hallucineert.
Tom is onschuldig.
Tom heeft honger.
Tom is vrij.
Het is van Tom.
Dit is Toms flat.
Tom is bang.
Tom is woedend.
- Tom slaapt.
- Tom is aan het slapen.
Tom is vandaag jarig.
Waar is de auto van Tom?
De toestand van Tom verslechterde.
- Wie is Tom zijn vriendin?
- Wie is Toms vriendin?
Dat is Toms mes.
Dit is Toms hond.
Die is van Tom.
Is dat Tom z’n auto?
Tom is vandaag jarig.
Toms dromen kwamen uit.
Dat is Toms kat.
Het appartement van Thomas was klein.
Is dit Toms tas?
Iemand heeft Toms portemonnee gestolen.
- Toms kat is ziek.
- Tom zijn kat is ziek.
- Tom zijn man is biseksueel.
- Toms man is biseksueel.
- Dit is Toms mes.
- Dat is Toms mes.
- Zij is de zus van Tom.
- Zij is Toms zus.
- Wij zijn de ouders van Tom.
- Wij zijn Toms ouders.
Is dit van Tom?
Wat is Toms adres?
- Ik ben Toms kamergenoot.
- Ik ben Toms kamergenote.
Tom is een vrijwilliger.
- Waar is Toms computer?
- Waar is de computer van Tom?
De toestand van Tom verslechterde.
Ik ben Toms verloofde.
Toms handen beefden.
- Dat paard is van Tom.
- Dat is Toms paard.
- Je bent Toms vriend.
- Je bent een vriend van Tom.
Ik ben de ex van Tom.
- Ik ben Toms vriendin.
- Ik ben Tom zijn vriendin.
- Ik ben de vrouw van Tom.
- Ik ben Toms vrouw.
Dat is de vader van Tom.
Dat is Toms huis.
Toms deurbel ging.
Toms vliegtuig stortte neer.
Wij zijn Toms klaskameraadjes.
Waar is Toms assistent?
Deze zijn van Tom.