Translation of "Everyone" in Dutch

0.088 sec.

Examples of using "Everyone" in a sentence and their dutch translations:

Everyone knows everyone.

Iedereen kent iedereen.

- Everyone knows everyone.
- Everyone knows everyone else.
- Everybody knows everybody.

Iedereen kent iedereen.

- Everyone knew everybody else.
- Everyone knew everyone else.

Iedereen kende elkaar.

- Where's everyone?
- Where is everyone?

Waar is iedereen?

Everyone dies.

Iedereen gaat dood.

Hello everyone!

- Hallo allemaal!
- Hallo, iedereen!

Everyone wins.

Iedereen wint.

Everyone noticed.

- Het viel iedereen op.
- Iedereen merkte het op.

Everyone dreams.

Iedereen droomt.

Everyone changes.

- Iedereen verandert.
- Ieder mens verandert.

Everyone cheered.

Iedereen juichte.

Everyone screamed.

Iedereen schreeuwde.

Everyone smiled.

Iedereen glimlachte.

Everyone waited.

Iedereen wachtte.

Everyone survived.

Iedereen heeft het overleefd.

Everyone stood.

Iedereen stond.

Everyone prayed.

Iedereen bad.

Everyone looked.

Iedereen keek.

Everyone hesitated.

- Iedereen aarzelde.
- Iedereen twijfelde.

Everyone escaped.

Iedereen is ontsnapt.

Check everyone.

Controleer iedereen.

Everyone laughed.

Iedereen lachte.

Everyone giggled.

Iedereen giechelde.

Hi everyone.

Hallo, iedereen.

Everyone agreed.

Iedereen was het daarmee eens.

Everyone gossips.

Iedereen roddelt.

Everyone cries.

- Iedereen huilt.
- Iedereen schreeuwt.

Stab everyone.

Steek iedereen neer.

Everyone knew.

Iedereen wist het.

Everyone farts.

Iedereen laat scheten.

Everyone stopped.

Iedereen stopte.

Everyone listened.

Iedereen luisterde.

Everyone watched.

Iedereen keek.

Everyone came.

Iedereen kwam.

Everyone ran.

Iedereen rende weg.

Everyone arrived.

Iedereen is aangekomen.

Everyone slept.

Iedereen sliep.

Everyone ate.

Iedereen at.

Everyone spoke.

Iedereen sprak.

Everyone signed.

Iedereen ondertekende.

Everyone, relax.

Iedereen, rustig aan.

Everyone applauded.

Iedereen applaudisseerde.

Everyone sat.

Iedereen zat.

- Everybody knows.
- Everyone knows.
- Everyone knows it.

Iedereen weet het.

- Everybody sang.
- Everyone sang.
- Everyone was singing.

Iedereen zong.

- Everyone came to me.
- Everyone approached me.

- Iedereen kwam op mij af.
- Iedereen kwam naar mij toe.

- Hi, everybody!
- Hi everyone.
- Hello everyone!
- Hi, everybody.

- Hallo allemaal!
- Hallo, iedereen!

- Everyone cheered.
- Everybody cheered.
- Everybody applauded.
- Everyone applauded.

Iedereen applaudisseerde.

- Not everyone was happy.
- Everyone was not happy.

Niet iedereen was gelukkig.

- It's clear to everyone.
- It's obvious to everyone.

Het is voor iedereen duidelijk.

- You cannot please everyone.
- You can't please everyone.

Je kunt niet iedereen een plezier doen.

- Everyone left, except for us.
- Everyone left except for us.
- Everyone went except us.

- Iedereen vertrok, behalve wij.
- Iedereen ging weg behalve wij.

Everyone was thrilled.

Iedereen was ontzettend blij.

Everyone loves Mac.

Iedereen houdt van Mac.

Everyone has secrets.

Iedereen heeft geheimen.

Everyone has faults.

Iedereen heeft gebreken.

Everyone can play.

Iedereen kan spelen.

Everyone knows that.

Iedereen weet dat.

Everyone thinks so.

Iedereen denkt dat.

Everyone, say cheese.

- Iedereen, zeg kaas.
- Iedereen, zeg "cheese".
- Iedereen, lach naar het vogeltje.

Everyone needs friends.

Iedereen heeft vrienden nodig.

Everyone noticed that.

- Dat is iedereen opgevallen.
- Iedereen heeft dat gemerkt.

Everyone wants something.

Iedereen wil iets.

Everyone likes her.

- Iedereen houdt van haar.
- Iedereen mag haar graag.

Why's everyone whispering?

- Waarom fluistert iedereen?
- Waarom is iedereen aan het fluisteren?

Everyone ignored Tom.

- Iedereen negeerde Tom.
- Iedereen heeft Tom genegeerd.

Everyone is silent.

Iedereen is stil.

Everyone looked shocked.

- Iedereen leek geschokt.
- Iedereen keek geschokt.

Everyone wants money.

Iedereen wil geld.

Everyone was happy.

Iedereen was gelukkig.

Everyone, listen up.

Luister, iedereen!

Betty killed everyone.

Betty heeft iedereen vermoord.

Everyone does it.

Iedereen doet dat.

Everyone started laughing.

Iedereen begon te lachen.

Everyone shook hands.

Iedereen schudde elkaars hand.

Everyone remained seated.

Iedereen bleef zitten.

Everyone skis here.

Iedereen is hier aan het skiƫn.

Everyone was shocked.

Iedereen was geschokt.

Everyone is happy.

Iedereen is gelukkig.