Translation of "Keuken" in Spanish

0.012 sec.

Examples of using "Keuken" in a sentence and their spanish translations:

- Dat is mijn keuken.
- Dit is mijn keuken.

Esta es mi cocina.

- Zij is in de keuken.
- Ze is in de keuken.

Ella está en la cocina.

Via een gemeenschappelijke keuken.

comparten la cena a través de una cocina en común.

Maak de keuken schoon.

Limpia la cocina.

Dit is mijn keuken.

Esta es mi cocina.

Dat is mijn keuken.

Esta es mi cocina.

Waar is de keuken?

¿Dónde está la cocina?

De keuken is beneden.

La cocina está abajo.

Je komt de keuken in,

Imaginen que entran en una cocina

Zij zijn in de keuken.

Ellos están en la cocina.

Werkt ze in de keuken?

¿Ella trabaja en la cocina?

Is pap in de keuken?

¿Está papá en la cocina?

Hij is in de keuken.

- Está en la cocina.
- Él está en la cocina.

We moeten de keuken schoonmaken.

- Debemos limpiar la cocina.
- Tenemos que limpiar la cocina.

Ik maak de keuken schoon.

Estoy limpiando la cocina.

Het is in de keuken.

Está en la cocina.

Zij praten in de keuken.

Están hablando en la cocina.

Tom is in de keuken.

Tom está en la cocina.

We ontbijten in de keuken.

Nosotros desayunamos en la cocina.

Ik ben in de keuken.

Estoy en la cocina.

Ze wil een grotere keuken.

- Ella quiere una cocina más espaciosa.
- Ella quiere una cocina más grande.

Tom was in de keuken.

Tom estaba en la cocina.

Wie is in de keuken?

¿Quién está en la cocina?

- Er is een kat in de keuken.
- In de keuken is een kat.
- Er zit een kat in de keuken.

Hay un gato en la cocina.

- Er is een kat in de keuken.
- In de keuken is een kat.

Hay un gato en la cocina.

- Waarom is pap in de keuken?
- Waarom is mijn pa in de keuken?

¿Por qué está papá en la cocina?

- Waarom is mijn vader in de keuken?
- Waarom is mijn pa in de keuken?

¿Por qué está mi padre en la cocina?

Onze kat is in de keuken.

Nuestro gato está en la cocina.

De brand begon in de keuken.

El fuego se desató en la cocina.

In de keuken riekt iets aangebrand.

Algo huele quemado en la cocina.

De gasten zijn in de keuken.

Los invitados están en la cocina.

De kok zit in de keuken.

El cocinero está sentado en la cocina.

Heb je ooit jouw keuken schoongemaakt?

¿Has limpiado tu cocina alguna vez?

Laten we naar de keuken gaan.

Vayamos a la cocina.

Er is niemand in de keuken.

No hay nadie en la cocina.

Mijn moeder is in de keuken.

Mi madre está en la cocina.

Help me alsjeblieft in de keuken.

¡Ayúdame en la cocina, por favor!

Tom is alleen in de keuken.

Tom está solo en la cocina.

De kraan in de keuken druppelt.

- La canilla de la cocina gotea.
- La canilla de la cocina está goteando.
- El grifo de la cocina gotea.
- El grifo de la cocina está goteando.

Tom helpt nooit in de keuken.

Tom nunca ayuda en la cocina.

De keuken is in de kelder.

La cocina está en el sótano.

We hebben mieren in de keuken.

Tenemos hormigas en la cocina.

Is er een mes in de keuken?

¿Hay un cuchillo en la cocina?

Ik heb mama in de keuken geholpen.

Ayudé a mamita en la cocina.

Ik hielp mijn moeder in de keuken.

Le ayudé a mi madre en la cocina.

Er zijn veel kakkerlakken in de keuken.

Hay muchas cucarachas en la cocina.

Kate maakte haar huiswerk in de keuken.

Kate hizo su tarea en la cocina.

Wat doet de wasbeer in de keuken?

¿Qué está haciendo el mapache en la cocina?

Er is een kat in de keuken.

Hay un gato en la cocina.

Hij hoorde een geluid uit de keuken.

Él oyó un ruido en la cocina.

Ik wil dat Tom de keuken schoonmaakt.

Quiero que Tom limpie la cocina.

Is er een telefoon in de keuken?

¿Hay un teléfono en la cocina?

Wat wordt er in de keuken klaargemaakt?

¿Qué está preparando en la cocina?

Hoeveel eieren zijn er in de keuken?

¿Cuántos huevos hay en la cocina?

Er zit een kat in de keuken.

Hay un gato en la cocina.

Er is een telefoon in de keuken.

Hay un teléfono en la cocina.

Waarom is mijn pa in de keuken?

¿Por qué está mi papá en la cocina?

Ik moet de keuken nog steeds schoonmaken.

Todavía necesito limpiar la cocina.

Hij kookte wat eieren in de keuken.

Él coció unos huevos en la cocina.

Tom maakte zijn huiswerk in de keuken.

Tom hizo la tarea en la cocina.

Tom is nog steeds in de keuken.

Tom todavía está en la cocina.