Translation of "Zijt" in English

0.016 sec.

Examples of using "Zijt" in a sentence and their english translations:

Zijt ge zeker dat ge niets vergeten zijt?

- Are you sure you haven't forgotten anything?
- Are you sure that you haven't forgotten anything?
- Are you sure you didn't forget anything?

Waar zijt ge?

Where art thou?

Ge zijt zwanger.

You are pregnant.

Zijt ge alleen?

Are you alone?

Ge zijt vroeg.

- You are early.
- You're early.

Ge zijt weggelopen.

You escaped.

Ge zijt gevlucht.

You fled.

Zijt ge student?

Are you a student?

Gij zijt geen Japanees.

You are not Japanese.

Ge zijt allemaal lafaards.

You're all cowards.

Ge zijt mijn zonnetje.

You are my sunshine.

Zijt gij Tom niet?

Aren't you Tom?

Zijt ge niet gelukkig?

Aren't you happy?

Zijt ge allemaal klaar?

Are you all ready?

Gij zijt nieuwe studenten.

- You are new students.
- You are all new students.

Gij zijt een artiest.

You're an artist.

Zijt ge bezet morgennamiddag?

Are you busy tomorrow afternoon?

Ge zijt mijn vriend.

- You are my friend.
- You're my friend.

Hoe traag zijt ge toch!

How slow you are!

Zijt ge in contact gebleven?

Did you keep in touch?

Gedenk dat gij stof zijt.

Remember that you are dust.

Zo! Gij zijt haar broer!

So you're her brother!

Waarom zijt ge zo treurig?

- What makes you so sad?
- Why are you so sad?
- Why the long face?
- Why are you so gloomy?

Waarom zijt ge zo gelukkig?

- Why are you so happy?
- What are you so happy about?

Wel, zijt ge vrij vanavond?

So, are you free tonight?

Waarom zijt ge zo gehaast?

Why are you in such a hurry?

Hoe zijt ge daaraan gekomen?

How did you get them?

- Zijt ge niet beschaamd, zo te spreken?
- Zijt ge niet beschaamd zo te spreken?

Aren't you ashamed to talk like that?

- Zijt ge dokter?
- Ben je arts?

Are you a doctor?

- Zijt ge student?
- Ben je student?

Are you a student?

Zijt ge naar de dokter geweest?

Did you go to see a doctor?

Ge zijt te vriendelijk voor mij.

You are much too kind to me.

Zijt ge alleen naar hier gekomen?

Did you come here alone?

- Gij zijt kinderen.
- Jullie zijn kinderen.

You are children.

Wanneer zijt ge naar Berlijn verhuisd?

When did you move to Berlin?

- Zijt ge alleen?
- Ben je alleen?

- Are you alone?
- Are you all alone?

Gij zijt niet jonger dan ik.

- You are no younger than I am.
- You're no younger than I am.
- You aren't any younger than I am.

- Ge zijt mooi.
- Jij bent mooi.

- You are beautiful.
- You're beautiful.
- You're pretty.
- You are handsome.

Zijt ge lid van de honkbalploeg?

Are you a member of the baseball team?

Zijt ge klaar om te beginnen?

Are you ready to start?

- Waar ben je?
- Waar zijt ge?

- Where are you?
- Where art thou?
- What's your location?

Ge zijt op de verkeerde weg.

- You're going the wrong way.
- You're going in the wrong direction.

Zijt ge lid van het comité?

Are you on the committee?

Gij zijt niet kleiner dan ik.

You are not shorter than I.

- Zijt ge student?
- Bent u student?

Are you a student?

Zijt ge voor of tegen ons plan?

Are you for or against the plan?

Wanneer zijt ge in New York geweest?

When did you visit New York?

Gij zijt verantwoordelijk voor uw zorgeloos gedrag.

You must answer for your careless conduct.

Zijt ge een brief aan het schrijven?

Are you writing a letter now?

Zijt ge al eens in Amerika geweest?

Have you ever been to America?

Zijt ge gestopt aan het rood licht?

Did you stop at the red light?