Translation of "Zocht" in French

Ken zocht je.

Ken te cherchait.

Hij zocht naar de sleutel.

Il a cherché la clé.

- Gij zijt de persoon die ik zocht.
- Jij bent degene die ik zocht.

- C'est toi, celui que je cherchais.
- C'est toi, celle que je cherchais.
- Tu es celui que je cherchais.
- Tu es celle que je cherchais.
- Celui que je cherchais, c'est toi.
- Celle que je cherchais, c'est toi.

zocht ik naar een wetenschappelijke verklaring.

j'ai commencé à chercher une explication scientifique.

Dit was precies wat hij zocht.

Il cherchait justement cette chose-là.

Ik heb gevonden wat ik zocht.

J'ai trouvé ce que je cherchais.

Jij bent degene die ik zocht.

Celui que je cherchais, c'est toi.

Dat is niet wat ik zocht.

Ce n'est pas ce que j'ai cherché.

Hij zocht beschutting tegen de regen.

Il chercha à s'abriter de la pluie.

Mary zocht u op dat ogenblik.

Mary te cherchait à ce moment-là.

zocht ik naar 'chien' op Google Afbeeldingen.

je cherchais une illustration de chien sur Google.

Huilend zocht het meisje naar haar moeder.

La petite fille cherchait sa mère en pleurant.

Je hebt me gevonden waar niemand zocht.

Tu m'as trouvée où personne ne cherchait.

Tom heeft niet gevonden wat hij zocht.

Tom n'a pas trouvé ce qu'il cherchait.

Hij zocht ergens naar in het donker.

Il a cherché quelque chose dans le noir.

- Zij zocht haar kinderen, maar kon hen nergens vinden.
- Ze zocht haar kinderen, maar kon ze nergens vinden.

Elle chercha ses enfants mais ne put les trouver nulle part.

Zij zocht haar kinderen, maar vond ze nergens.

Elle a cherché ses enfants mais ne les a trouvés nulle part.

Ik zocht Andy. Weet jij waar hij is?

Je cherchais Andy. Savez-vous où il est ?

"Dat is wat ik al zolang zocht!" riep hij.

« C'est ce que j'étais en train de chercher », s'exclama-t-il.

Ik heb de foto waar Tom naar zocht gevonden.

J'ai trouvé la photo que Tom recherchait.

De jongen zocht vaak zijn vrienden in zijn vrije tijd.

À ses heures perdues, le garçon partait souvent à la recherche de ses copains.

- Jij bent de man waarnaar ik op zoek ben geweest.
- Gij zijt de persoon die ik zocht.
- Jij bent degene die ik zocht.

- Vous êtes la personne que je cherchais.
- Celui que je cherchais, c'est toi.

Hij zocht naar een plek om voor de regen te schuilen.

Il chercha à s'abriter de la pluie.