Translation of "Woordenboek" in French

0.008 sec.

Examples of using "Woordenboek" in a sentence and their french translations:

- Heb je een woordenboek?
- Hebt u een woordenboek?

- Avez-vous un dictionnaire ?
- As-tu un dictionnaire ?

- Wiens woordenboek is dit?
- Van wie is dit woordenboek?

À qui est ce dictionnaire ?

- Heb je een Engels woordenboek?
- Hebben jullie een Engels woordenboek?
- Hebt u een Engels woordenboek?

- As-tu un dictionnaire d'anglais ?
- Est-ce que vous avez un dictionnaire d'anglais ?

- Welk woordenboek gebruik je vaak?
- Welk woordenboek gebruikt u vaak?
- Welk woordenboek gebruiken jullie vaak?

Quel dictionnaire utilisez-vous souvent ?

- Mag ik je woordenboek even?
- Kan ik je woordenboek gebruiken?
- Mag ik je woordenboek gebruiken?

- Puis-je utiliser ton dictionnaire ?
- Puis-je utiliser ton dictionnaire?

- Ge kunt mijn woordenboek gebruiken.
- Je kan mijn woordenboek gebruiken.
- U kunt mijn woordenboek gebruiken.

- Tu peux utiliser mon dictionnaire.
- Vous pouvez utiliser mon dictionnaire.

- Is dat niet jouw woordenboek?
- Is dat niet uw woordenboek?
- Is dat niet jullie woordenboek?

- N'est-ce pas votre dictionnaire ?
- N'est-ce pas ton dictionnaire ?

- Heb je een Esperanto woordenboek?
- Heeft u een Esperanto woordenboek?
- Hebben jullie een Esperanto woordenboek?

- As-tu un dictionnaire d'espéranto ?
- Avez-vous un dictionnaire d'espéranto ?

- Mag ik jouw woordenboek lenen?
- Mag ik uw woordenboek lenen?

- Puis-je emprunter ton dictionnaire ?
- Est-ce que je peux vous emprunter votre dictionnaire ?

- Je mag mijn woordenboek gebruiken.
- Jullie mogen mijn woordenboek gebruiken.

Vous pouvez utiliser mon dictionnaire.

- Mag ik jouw woordenboek gebruiken?
- Mag ik uw woordenboek gebruiken?

Puis-je utiliser votre dictionnaire ?

Het is een woordenboek.

C'est un dictionnaire.

Dat is mijn woordenboek.

C'est mon dictionnaire.

Ik heb een woordenboek.

J'ai un dictionnaire.

Breng me het woordenboek.

Apportez-moi ce dictionnaire s'il vous plaît.

Ik heb het woordenboek.

J'ai le dictionnaire.

Ik had een woordenboek.

J'avais un dictionnaire.

Heb je een woordenboek?

As-tu un dictionnaire ?

Hebt u een woordenboek?

Avez-vous un dictionnaire ?

Heeft Emily een woordenboek?

Emilie a-t-elle un dictionnaire ?

Dit woordenboek is duur.

Ce dictionnaire est cher.

Hij gebruikte het woordenboek.

- Il a utilisé le dictionnaire.
- Il utilisa le dictionnaire.

U zoekt het woordenboek.

Vous cherchez le dictionnaire.

Sami kocht een woordenboek.

Sami a acheté un dictionnaire.

- Iedereen mag dit woordenboek gebruiken.
- Iedereen mag van dit woordenboek gebruikmaken.

Tout le monde peut utiliser ce dictionnaire.

- Hij wil zich een nieuw woordenboek aanschaffen.
- Hij wil een nieuw woordenboek aanschaffen.
- Hij wil een nieuw woordenboek kopen.

Il veut se procurer un nouveau dictionnaire.

- Dit woordenboek zal u veel helpen.
- Dit woordenboek zal u enorm helpen.

Ce dictionnaire-ci vous aidera beaucoup.

- Dit woordenboek is bij de tijd.
- Dit woordenboek is up-to-date.

Ce dictionnaire est à jour.

Dit woordenboek is volstrekt nutteloos.

Ce dictionnaire est totalement inutile.

Mijn woordenboek is erg handig.

Mon dictionnaire est très utile.

Ik heb precies hetzelfde woordenboek.

J'ai exactement le même dictionnaire.

Ja, dit is mijn woordenboek.

Oui, c'est mon dictionnaire.

Dit woordenboek is van mij.

Ce dictionnaire est à moi.

Dat woordenboek is van mij.

Ce dictionnaire est à moi.

Kan ik uw woordenboek lenen?

- Puis-je emprunter ton dictionnaire ?
- Est-ce que je peux vous emprunter votre dictionnaire ?
- Je peux t’emprunter ton dictionnaire ?
- Puis-je emprunter votre dictionnaire ?

Mag ik je woordenboek even?

Puis-je utiliser ton dictionnaire ?

Leent ge mij uw woordenboek?

- Veux-tu me prêter ton dictionnaire ?
- Tu me prêtes ton dictionnaire ?

Hij is een lopend woordenboek.

C'est un dictionnaire ambulant.

Dit woordenboek is niet goed.

Ce dictionnaire n'est pas bon.

Heb je een Frans woordenboek?

- As-tu un dictionnaire de français ?
- Avez-vous un dictionnaire de français ?

Zij kocht ook het woordenboek.

Elle a aussi acheté le dictionnaire.

Van wie is dit woordenboek?

À qui appartient ce dictionnaire ?

Kan ik dit woordenboek gebruiken?

Puis-je utiliser ce dictionnaire ?

Dit woordenboek heeft weinig nut.

Ce dictionnaire ne sert pas à grand chose.

Geef mij het woordenboek alstublieft.

Passe-moi le dictionnaire s'il te plaît.

Een woordenboek legt woorden uit.

Un dictionnaire explique les mots.

- Hij wil zich een nieuw woordenboek aanschaffen.
- Hij wil een nieuw woordenboek aanschaffen.

Il veut se procurer un nouveau dictionnaire.

Hij gebruikt hetzelfde woordenboek als ik.

Il se sert du même dictionnaire que moi.

Kun je mij je woordenboek lenen?

- Veux-tu me prêter ton dictionnaire ?
- Me prêterez-vous votre dictionnaire ?

Hij raadde me dit woordenboek aan.

Il m'a conseillé ce dictionnaire.

Waarom kocht je zo'n duur woordenboek?

Pourquoi as-tu acheté un dictionnaire aussi cher ?

Ik gaf mijn zus een woordenboek.

J'ai donné un dictionnaire à ma sœur.

Dit woordenboek is niet van mij.

Ce dictionnaire n'est pas à moi.

Ik heb een goed woordenboek nodig.

J'ai besoin d'un bon dictionnaire.

Er ligt één woordenboek op tafel.

Il y a un dictionnaire sur la table.

Het woordenboek ligt op het bureau.

- Il y a un dictionnaire sur la table.
- Le dictionnaire est sur le bureau.

Mag ik je woordenboek even gebruiken?

Est-ce que je peux utiliser ton dictionnaire une minute ?

Dit woordenboek is bij de tijd.

Ce dictionnaire est à jour.

Waarom kocht je dat duur woordenboek?

Pourquoi as-tu acheté ce dictionnaire qui coûte cher ?

Tom kocht een Japans-Chinees woordenboek.

- Tom a acheté un dictionnaire japonais-chinois.
- Tom acheta un dictionnaire japonais-chinois.

Zoek het op in je woordenboek.

Cherche-le dans ton dictionnaire.

Tom gaf Maria een Frans woordenboek.

Tom a donné un dictionnaire français à Mary.

Tom kocht een Chinees-Japans woordenboek.

- Tom a acheté un dictionnaire chinois-japonais.
- Tom acheta un dictionnaire chinois-japonais.

Ik kan niet zonder dat woordenboek.

Je ne peux pas me passer de ce dictionnaire.

Ik heb haar haar woordenboek teruggegeven.

Je lui ai rendu son dictionnaire.

Niet elke student heeft een woordenboek.

Tous les élèves n'ont pas de dictionnaires.

Je kunt op dit woordenboek vertrouwen.

Vous pouvez vous fier à ce dictionnaire-ci.

Dit woordenboek is van mijn zus.

Ce dictionnaire appartient à ma sœur.