Translation of "Wiskundeleraar" in English

0.005 sec.

Examples of using "Wiskundeleraar" in a sentence and their english translations:

- Jij bent een wiskundeleraar.
- U bent een wiskundeleraar.

- You are a math teacher.
- You're a math teacher.

Hij was een wiskundeleraar.

He was a math teacher.

Zij haatte haar wiskundeleraar.

She hated her math teacher.

Hij werd een wiskundeleraar.

He became a math teacher.

Hij is onze wiskundeleraar.

- He's our math teacher.
- He is our math teacher.

Mijn wiskundeleraar is geweldig.

My math teacher is amazing.

Mijn wiskundeleraar haatte mij.

My math teacher hated me.

Hij was mijn wiskundeleraar.

He was my math teacher.

Ik vond de wiskundeleraar leuk.

I liked the math teacher.

Mijn wiskundeleraar was een viezerik.

My math teacher was a pervert.

Sami was een wiskundeleraar in Egypte.

Sami was a math teacher in Egypt.

Sami gaf de wiskundeleraar een bijnaam.

Sami gave the math teacher a nickname.

Ik ben een wiskundeleraar op de middelbare school.

I'm a high school math teacher.