Translation of "Was" in English

0.198 sec.

Examples of using "Was" in a sentence and their english translations:

- Was u!
- Was jezelf!

Go wash up!

- Ik was dwaas.
- Ik was idioot.
- Ik was mal.
- Ik was gek.
- Ik was zot.
- Ik was stom.

I was foolish.

Was!

Wash!

- Ik was verdrietig.
- Ik was droevig.
- Ik was bedroefd.

I was sad.

- Dat was vreemd.
- Dat was raar.
- Dat was gênant.

That was awkward.

- Was de groente.
- Was de groenten.
- Was de groentes.

Wash the vegetables.

- Ik was arts.
- Ik was geneesheer.
- Ik was een dokter.

I was a doctor.

- Ze was depressief.
- Ze was gedeprimeerd.

She was depressed.

- Niemand was aanwezig.
- Er was niemand.

No one was present.

- Was uw voeten.
- Was je voeten.

Wash your feet.

- Tom was gewond.
- Tom was gekwetst.

Tom was hurt.

- Tom was ontzet.
- Tom was geschrokken.

Tom was horrified.

- Tom was gedesillusioneerd.
- Tom was ontgoocheld.

Tom was disillusioned.

- Tom was verbaasd.
- Tom was stomverbaasd.

Tom was astonished.

- Het was steenhard.
- Dat was keihard.

It was as hard as rock.

- Tom was woedend.
- Tom was verontwaardigd.

Tom was outraged.

- Ik was naïef.
- Ik was lichtgelovig.

I was naive.

- Ik was gefrustreerd.
- Ik was gedwarsboomd.

I was discouraged.

- Tom was depressief.
- Tom was gedeprimeerd.

Tom was depressed.

- Ik was gelukkig.
- Ik was blij.

I was happy.

- Tom was nerveus.
- Tom was zenuwachtig.

Tom was nervous.

- Iedereen was daar.
- Iedereen was aanwezig.

- All were present.
- Everyone was there.
- Everyone was present.

- Ik was leraar.
- Ik was lerares.

I was a teacher.

- Ze was lichtgelovig.
- Zij was lichtgelovig.

She was naive.

- Ik was woedend.
- Ik was boos.

I was angry.

- Hij was woedend.
- Hij was razend.

He was furious.

- Was je daar?
- Was u daar?

Were you there?

- Je was moe.
- U was moe.

You were tired.

- Ik was stomdronken.
- Ik was dronken.

I was drunk.

- Ik was nerveus.
- Ik was zenuwachtig.

I was nervous.

- Het was heet.
- Het was sexy.

It was hot.

- Het was frisjes.
- Het was kil.

It was chilly.

- Hij was volhardend.
- Hij was hardnekkig.

He was tenacious.

- Sami was blij.
- Sami was gelukkig.

Sami was happy.

- Je was behulpzaam.
- U was behulpzaam.

You were helpful.

- Was de groenten.
- Was de groentes.

Wash the vegetables.

- Hij was vrijgevig.
- Hij was gul.

He was generous.

- Jane was verontrust.
- Jane was ontsteld.

Jane was distressed.

- Het was verschrikkelijk!
- Het was vreselijk!

It was horrible!

- Ze was perfect.
- Zij was perfect.

She was perfect.

- Ik was mij.
- Ik was me.

I wash myself.

- Was het leuk?
- Was het gezellig?

Was it fun?

Was alles.

Wash everything.

Was jezelf!

Wash up.

- Er was niemand.
- Er was niemand aanwezig.
- Er was daar niemand.

- There was nobody there.
- There was nobody.

- Het was steenhard.
- Het was keihard.
- Het was zo hard als een kei.
- Het was bikkelhard.

- It was hard as rock.
- It was as hard as rock.

- Dat was heel plezant.
- Dat was heel amusant.
- Dat was heel grappig.
- Dat was heel plezierig.

It was a lot of fun.

- Toen ze jong was was ze een model.
- Ze was een model toen ze jong was.

She used to model when she was young.

- Er was niemand daar.
- Er was niemand.
- Er was daar geen hond.
- Er was daar niemand.

There was nobody there.

Ze was mooi toen ze jong was.

- She was beautiful in her time.
- She was beautiful when she was young.

Hoewel hij arm was, was hij gelukkig.

Even though he was poor, he was happy.

- Er was niemand thuis.
- Niemand was thuis.

- Nobody was home.
- There was no one home.
- No one was at home.

Toen ik klein was, was ik onhandig.

When I was a kid, I was all thumbs.

- Er was niemand.
- Er was niemand aanwezig.

There was nobody.

- Het was overduidelijk.
- Het was heel vanzelfsprekend.

It was really obvious.

Ik was beroemd toen ik jonger was.

I was famous when I was younger.

- Wat was dat?
- Wat was dat dan?

What was that?

- Er was niemand daar.
- Er was niemand aanwezig.
- Er was daar niemand.

- There was nobody there.
- No one was there.
- Nobody was there.

- Hoe was jouw avond?
- Hoe was uw avond?
- Hoe was jullie avond?

How was your night?

- Wiens idee was dit?
- Wiens idee was het?
- Wiens idee was dat?

- Whose idea was it?
- Whose idea was that?
- Whose idea was this?

- Het was heel heet.
- Het was heel warm.
- Het was erg heet.

It was very hot.

- Dit was zeer moeilijk.
- Dit was heel moeilijk.
- Dit was erg moeilijk.

- This was very difficult.
- This was very hard.

- Je antwoord was fout.
- Uw antwoord was fout.
- Jullie antwoord was fout.

Your answer was wrong.

- Sami was heel lief.
- Sami was zeer lief.
- Sami was erg lief.

Sami was really sweet.

- Haar toespraak was uitmuntend.
- Haar speech was uitstekend.
- Zijn speech was uitstekend.

Her speech was excellent.

- Was u nerveus?
- Was u zenuwachtig?
- Waren jullie zenuwachtig?
- Waren julie nerveus?
- Was jij nerveus?
- Was jij zenuwachtig?

Were you nervous?

- Het was steenhard.
- Het was zo hard als een kei.
- Het was bikkelhard.

It was as hard as rock.

- Dat was best cool.
- Dat was best te gek.
- Dat was best gaaf.

That was pretty cool.

Het was koud, en bovendien was er wind.

It was cold, and in addition, it was windy.

Ik was teleurgesteld omdat je er niet was.

I was disappointed at your absence.

Ze was een kind, maar ze was dapper.

- Child as she was, she was brave.
- She was a child, but she was brave.

- Misschien was hij ziek.
- Hij was misschien ziek.

He may have been ill.

- Het antwoord was gemakkelijk.
- Het antwoord was makkelijk.

- It was easy to answer.
- The answer was easy.

- Tom was er kapot van.
- Tom was ontroostbaar.

Tom was devastated.

- Het diner was geweldig.
- Het avondeten was geweldig.

Dinner was awesome.

- Het was warm gisternacht.
- Gisternacht was het heet.

It was hot last night.

- Hij was erg arm.
- Hij was heel arm.

He was very poor.

Toen ze jong was, was ze zeer populair.

When she was young, she was very popular.

- Dat was geen ongeval.
- Het was geen ongeluk.

- It wasn't an accident.
- It was not an accident.

- Het bloed was felrood.
- Het bloed was helderrood.

The blood was bright red.

- Gisteren was het koud.
- Het was gisteren koud.

It was cold yesterday.

- Ik was niet nerveus.
- Ik was niet zenuwachtig.

I wasn't nervous.

- Er was niemand daar.
- Er was niemand aanwezig.

- There was nobody there.
- There wasn't anyone there.

- Hij was heel zenuwachtig.
- Hij was heel nerveus.

He was very nervous.

- Het was heet gisteren.
- Gisteren was het heet.

- It was hot yesterday.
- Yesterday was hot.