Translation of "Verkoudheid" in English

0.010 sec.

Examples of using "Verkoudheid" in a sentence and their english translations:

Ze heeft een verkoudheid.

She has a cold.

Het is een kleine verkoudheid.

It is a little cold.

Hebt ge nu een verkoudheid?

Have you got a cold now?

Hoelang duurt een verkoudheid meestal?

How long does a cold usually last?

Hoe is het met je verkoudheid?

- How is your cold?
- How's your cold?
- How's the cold?

Je hebt me je verkoudheid doorgegeven.

You've given me your cold.

Mijn moeder heeft een zware verkoudheid.

My mother is sick with a bad cold.

Tom is van zijn verkoudheid af.

Tom is over his cold.

Hij is met een verkoudheid wakker geworden.

He came down with a cold.

Ze heeft verleden nacht een verkoudheid opgelopen.

She caught a cold last night.

- Kate heeft een verkoudheid.
- Kate is verkouden.

Kate has a cold.

Ik ben blij dat je verkoudheid voorbij is.

- I'm glad your cold is better.
- I'm glad you're over your cold.
- I'm glad you've gotten over your cold.
- I'm glad that you're over your cold.

Ik geraak maar niet af van mijn verkoudheid.

I can't shake off my cold.

Je moet voorzichtig zijn geen verkoudheid op te lopen.

You'd better be careful not to catch cold.

- Hij heeft nu een verkoudheid.
- Hij is nu verkouden.

He has a cold now.

Verscheidene leerlingen waren niet aanwezig op school wegens verkoudheid.

Several students were absent from school because of colds.

Look en ui zijn goede middelen tegen een verkoudheid.

Garlic and onion are good remedies against the common cold.

Om een verkoudheid te vermijden, neem veel vitamine C.

Take lots of vitamin C to avoid catching cold.

Wanneer de Verenigde Staten niezen, dan krijgt Japan een verkoudheid.

When the U.S. sneezes, Japan catches cold.

Door een lichte verkoudheid kon ik niet met mijn gezin naar Ibusuki.

A slight cold prevented me from going to Ibusuki with my family.

Ik nam drie tabletten van een medicijn tegen verkoudheid voordat ik naar bed ging.

I took three tablets of a cold medicine before going to bed.

- Ik ben verkouden.
- Ik heb een verkoudheid te pakken.
- Ik heb een kou gevat.

- I have caught a cold.
- I caught a cold.

Ik stond op het punt om te gaan winkelen, maar spijtig genoeg kreeg ik een verkoudheid.

I was about to go shopping, but unfortunately I got a cold.

Ik ben maar één werkdag weggeweest vanwege een verkoudheid en er liggen stapels papier op mijn bureau.

I only missed one day of work because of a cold and my desk is piled high with papers.

Tom houdt er niet van in de buurt van kinderen te zijn. Hij is er altijd bang voor dat hij door een van die kinderen een verkoudheid zal oplopen.

Tom doesn't like being around children because he's always afraid of catching a cold from one of them.