Translation of "Sneeuw" in English

Eet sneeuw.

Eat snow.

Sneeuw smelt.

Snow melts.

Ach! Sneeuw!

Ah! Snow!

Ach, sneeuw!

Ah, snow!

- Sneeuw is wit.
- De sneeuw is wit.

- The snow is white.
- Snow is white.

- Hou je van sneeuw?
- Houdt u van sneeuw?
- Houden jullie van sneeuw?

Do you like snow?

- De sneeuw is gesmolten.
- De sneeuw smelt.
- De sneeuw is aan het smelten.

The snow is melting.

- Het lijkt op sneeuw.
- Het lijkt wel sneeuw.
- Het ziet eruit als sneeuw.

It looks like snow.

Ik wil sneeuw.

I want snow.

Ik haat sneeuw!

I hate snow!

Ze schepten sneeuw.

They were shoveling the snow away.

Sneeuw is wit.

- The snow is white.
- Snow is white.

Ze smolt sneeuw.

She melted snow.

Ik haat sneeuw.

I hate snow.

Is dat sneeuw?

Is that snow?

- Wij houden van sneeuw.
- We houden van de sneeuw.

- We like snow.
- We like the snow.

- Heb je ooit sneeuw gezien?
- Heeft u ooit sneeuw gezien?
- Hebben jullie ooit sneeuw gezien?

Have you ever seen snow?

De sneeuw is verdwenen.

The snow has disappeared.

De sneeuw is gesmolten.

The snow is melted.

Ik hou van sneeuw.

- I love snow.
- I like snow.

Hier valt zelden sneeuw.

We seldom have snow here.

Sneeuw bedekte de bus.

Snow covered the bus.

Waarom is sneeuw wit?

Why is snow white?

Zij houdt van sneeuw.

She likes snow.

De sneeuw is poederig.

The snow is powdery.

De sneeuw was poederig.

The snow was powdery.

De regen werd sneeuw.

The rain became snow.

Zij houden van sneeuw.

They like snow.

Tom houdt van sneeuw.

Tom likes snow.

Er wordt sneeuw verwacht.

Snow is expected.

Hij houdt van sneeuw.

He likes snow.

Maria houdt van sneeuw.

Mary likes snow.

De sneeuw is wit.

The snow is white.

Sami houdt van sneeuw.

Sami likes snow.

Houden jullie van sneeuw?

Do you like snow?

- De zon deed de sneeuw smelten.
- De zon smolt de sneeuw.

The sun melted the snow.

- Vorig jaar was er veel sneeuw.
- Er was veel sneeuw vorig jaar.

There was a lot of snow last year.

...goed afgeschermd door de sneeuw.

and nicely insulated by the snow.

Er is veel sneeuw gevallen.

- Much snow has fallen.
- It snowed a lot.
- A lot of snow has fallen.

We zullen binnenkort sneeuw krijgen.

We will soon be having snow.

De zon smolt de sneeuw.

The sun melted the snow.

De sneeuw begon te smelten.

The snow has begun melting.

De regen veranderde in sneeuw.

- The rain changed to snow.
- The rain turned to snow.

We houden van de sneeuw.

We like the snow.

De sneeuw is erg diep.

The snow is very deep.

Sneeuw is wit en koud.

Snow is white and cold.

Heeft u ooit sneeuw gezien?

Have you ever seen snow?

De sneeuw is helemaal weggesmolten.

The snow has all melted away.

- We hebben veel sneeuw gehad dit jaar.
- Dit jaar hadden we veel sneeuw.

We have had plenty of snow this year.