Translation of "Afwas" in English

Doe de afwas!

Wash the dishes.

Ze deed de afwas.

- She did the washing-up.
- She was doing the washing-up.

Ik doe de afwas.

I'll wash the dishes.

Zij drogen de afwas.

They dry the dishes.

- Ik doe de afwas.
- Ik ben de afwas aan het doen.

I'm washing the dishes.

- Dan deed niet eens de afwas.
- Zelfs de afwas deed Dan niet.

Dan didn't even do the dishes.

Ik moet de afwas doen.

I have to wash the dishes.

Ga helpen bij de afwas.

Go and help wash the dishes.

Gewoonlijk doe ik de afwas.

I usually do the dishes.

Hij zal de afwas doen.

- He'll do the dishes.
- He will do the dishes.

Tom hielp Maria met de afwas.

Tom helped Mary wash the dishes.

Ze stond de afwas te doen.

She was washing the dishes.

Ik heb de afwas al gedaan.

- I have already washed the dishes.
- I've already washed the dishes.

Ze deed de afwas uit zichzelf.

She did the dishes of her own accord.

Mijn vader doet dikwijls de afwas.

My father often washes the dishes.

Tom deed de afwas voor Maria.

Tom did the dishes for Mary.

- Kun je me helpen met de afwas?
- Kun je me helpen de afwas te doen?

Can you help me wash the dishes?

Ze was de afwas aan het doen.

She was washing the dishes.

Na het avondeten deed ik de afwas.

I washed the dishes after supper.

Kun je me helpen met de afwas?

Can you help me wash the dishes?

Zal ik je helpen bij de afwas?

- Shall I help you with washing-up?
- Would you like me to help you with washing the dishes?
- Do you want me to help you wash the dishes?

Ze was toen de afwas aan het doen.

She was washing the dishes then.

- Tom doet de afwas.
- Tom doet de vaat.

Tom is doing the dishes.

Degene die altijd de afwas doet, ben ik.

I'm the one who always washes the dishes.

- Ik doe de afwas.
- Ik doe de vaat.

- I'm doing the dishes.
- I am doing the dishes.

Omdat jij hebt gekookt, zal ik de afwas doen.

Since you did the cooking, I'll do the dishes.

Het is Mary's beurt om de afwas te doen.

It's Mary's turn to wash the dishes.

- Ik doe meestal de vaat.
- Gewoonlijk doe ik de afwas.

I usually do the dishes.

Het enige wat je hoeft te doen is de afwas.

All you have to do is wash the dishes.

- Ik doe de vaat wel.
- Ik doe de afwas wel.

I'll do the dishes.

- Kun je me helpen met afwassen?
- Kun je me helpen de afwas te doen?

Can you help me wash the dishes?

- Wiens beurt is het om de afwas te doen?
- Wie is aan de beurt om af te wassen?

Whose turn is it to wash the dishes?

- Tom is net met de vaat klaar.
- Tom is net klaar met afwassen.
- Tom is net klaar met de afwas.

Tom has just finished washing dishes.