Translation of "Helpen" in English

- Je kan helpen.
- U kan helpen.
- Jullie kunnen helpen.

You can help.

- Wij gaan helpen.
- Wij zullen helpen.

We'll help.

- U kan helpen.
- Jullie kunnen helpen.

You can help.

- Kun je helpen?
- Kunnen jullie helpen?

Can you help?

- Jij moet helpen!
- U moet helpen.

- You have to help.
- They have to help.

- Wij helpen hem.
- Wij helpen haar.

We help her.

- U moet helpen.
- Jullie moeten helpen.

You have to help.

- Ze helpen ons.
- Jullie helpen ons.

You help us.

- We gaan hem helpen.
- Wij gaan hem helpen.
- We zullen hem helpen.
- Wij zullen hem helpen.
- We zullen haar helpen.
- Wij zullen haar helpen.

We'll help him.

- Kan iemand even helpen?
- Kan iemand helpen?

- Can somebody help?
- Can anyone help?

"Kan iemand mij helpen?" "Ik zal helpen."

"Can somebody help me?" "I will."

- Kunt u me helpen?
- Kan je me helpen?
- Kunt u mij helpen?

- Can you help me?
- Can you help me out?

- Kan je ons helpen?
- Kunt u ons helpen?
- Kunnen jullie ons helpen?

Can you help us?

- Ik kan je helpen.
- Ik kan jullie helpen.
- Ik kan u helpen.

I can help you.

- Niemand kan je helpen.
- Niemand kan u helpen.
- Niemand kan jullie helpen.

- No one can help you.
- Nobody can help you.

- Kan ik u helpen?
- Kan ik je helpen?
- Kan ik jullie helpen?

Can I help you?

- Kan ik u helpen?
- Mag ik je helpen?
- Mag ik jullie helpen?

May I help you?

- Moet je Tom helpen?
- Moet u Tom helpen?
- Moeten jullie Tom helpen?

Do you have to help Tom?

- Ik zou kunnen helpen.
- Ik kan misschien helpen.

I might be able to help.

- Kunt u me helpen?
- Kan je me helpen?

- Could you help me?
- Can you help me?
- Could you guys help me?

- Wij kunnen je helpen.
- Wij kunnen u helpen.

We can help you.

- Ik wilde u helpen.
- Ik wilde je helpen.

I wanted to help you.

- Ik zal je helpen.
- Ik zal u helpen.

- I will help you.
- I'll help you.

- Laat me alsjeblieft helpen.
- Laat me alstublieft helpen.

Please let me help.

- Je kunt misschien helpen.
- Misschien kan je helpen.

- Maybe you can help.
- Perhaps you can help.

- Misschien kan Tom helpen.
- Tom kan misschien helpen.

Maybe Tom could help.

- Ge moet hem helpen.
- Je moet hem helpen.

You must help him.

- Niemand kan u helpen.
- Niemand kan jullie helpen.

- No one can help you.
- Nobody can help you.

- We zullen haar helpen.
- Wij zullen haar helpen.

- We're going to help her.
- We'll help her.

- Kunnen wij een handje helpen?
- Kunnen we helpen?

Can we help?

- Wij helpen jullie uit.
- Wij helpen jou uit.

We'll help you out.

- Ga je me helpen?
- Gaat u me helpen?

Will you help me?

We helpen onszelf

Helping ourselves,

Kom me helpen.

Come help me.

Kan ik helpen?

Can I help?

Kom ons helpen.

Come and help us.

Stimuli helpen altijd.

Incentives always help.

Ik wil helpen.

I want to help.

Zij helpen ons.

They help us.

Tom wil helpen.

Tom wants to help.

Tom kwam helpen.

Tom came to help.

Laat me helpen.

Let me help.

Wij willen helpen.

We want to help.

Zij willen helpen.

They want to help.

Wij zullen helpen.

We'll help.

Tom zal helpen.

- Tom'll help.
- Tom will help.
- Tom is going to help.

We moeten helpen.

- We must help.
- We have to help.

Wij helpen graag.

- We will be happy to help.
- We'll be happy to help.

Jullie helpen niet.

You guys aren't helping.

Kan iemand helpen?

Can anyone help?

Technologie kan helpen.

Technology can help.

Iedereen kan helpen.

Everyone can help.

Kun je helpen?

- Can you help?
- Can you help out?

Zou $300 helpen?

Would $300 help?

Je kan helpen.

You can help.

Ik kan helpen.

I can help.

Tom kan helpen.

Tom can help.

We helpen Tom.

We help Tom.

We kunnen helpen.

We can help.

Zij kunnen helpen.

They can help.

Ze helpen niet.

They don't help.

Kunnen we helpen?

Can we help?

Wij helpen hem.

We help him.

Wij helpen haar.

We help her.

Dat zal helpen.

That'll help.

U moet helpen.

You have to help.

Jij moet helpen!

You have to help.

Jullie moeten helpen.

You have to help.