Examples of using "Konuşacak" in a sentence and their dutch translations:
- Tom zal praten.
- Tom zal spreken.
- Ga je met hem praten?
- Zult u een woordje met hem wisselen?
Ik wil iemand om mee te praten.
- Ik heb iemand nodig met wie ik kan praten.
- Ik heb iemand nodig om mee te praten.
Mary had niemand om tegen te praten.
Ze heeft niemand om mee te spreken.
Ik moet je iets mededelen.
Judy zal morgen over Japan spreken.
Tom wenste dat hij iemand had om tegen te praten.
Mary heeft niemand om mee te praten, maar ze voelt zich niet alleen.