Examples of using "Gitmek" in a sentence and their dutch translations:
Je hoeft niet te gaan, als je dat niet wil.
Ik wil gaan.
Je moet gaan.
Ik wil weggaan.
Wij willen weggaan.
Ik wil niet gaan.
lk moet gaan.
We moeten gaan.
Waar wilt ge naartoe?
Zelfs als je niet wilt, moet je erheen gaan.
- Wil je weg?
- Wil je gaan?
- Willen jullie gaan?
- Wilt u gaan?
Ge moet niet noodzakelijk naar daar gaan.
Ik wil naar huis gaan.
Ik wil niet alleen gaan.
Ik wil niet naar school.
Ik wil gaan zwemmen.
Hij wil naar Afrika gaan.
Ik wil nog steeds gaan.
Ik moet naar huis gaan.
Ik wil naar de maan gaan.
Ik moet gaan slapen.
Ik wil niet naar school.
Ik zou graag gaan zwemmen.
Ik zou graag met je meegaan.
De trein stond op het punt te vertrekken.
Wil je gaan?
Ik sta op het punt uit te gaan.
Ik moet naar de moskee gaan.
- Ik wil daarheen gaan.
- Ik wil daarnaartoe gaan.
Ik zou graag naar Amerika gaan.
- Wil je niet gaan?
- Wilt u niet gaan?
- Willen jullie niet gaan?
Ik kan niet wachten om te vertrekken.
Wie wil gaan?
Tom wil niet gaan.
Ik wil niet naar huis.
- Waarom wil je niet gaan?
- Waarom wil u niet gaan?
- Waarom willen jullie niet gaan?
Ik wil niet met Tom meegaan.
Ik wil naar de wc.
Ik wil naar India gaan.
- Ik wil naar de film.
- Ik wil een filmpje pakken.
Ik wil naar Amerika gaan.
Ik wil naar Japan gaan.
Ik wil naar Mars gaan.
Wij willen weggaan.
Ik wil naar Kyoto gaan.
Ik wil naar Londen gaan.
Ik moet naar de bank.
Ik zou graag naar Hawaï gaan.
Ik wil niet naar het ziekenhuis gaan.
Ik heb een lift nodig.
Het spijt me. Ik moet weg.
Waar wilt ge naartoe?
Ik wil naar Duitsland gaan.
Ik wil niet naar Boston gaan.
Ik moet onmiddellijk vertrekken.
Ik wil naar de winkel gaan.
Ik wil gaan kamperen.
- Moet ik weg?
- Moet ik weggaan?
Ik wil naar Italië gaan.
Ik moet naar school gaan.
Ik wil naar Bali gaan.
Jullie zullen moeten gaan.
Iedereen wil gaan.
Ik wil naar Korea gaan.
Moet je gaan?
Jullie moeten nu vertrekken.
Ik wil naar school gaan.
Nee, ik wil niet gaan.
We willen naar de bioscoop gaan.
- Hij wil gaan.
- Zij wil gaan.
Ik wil naar Seattle gaan.
Om mee te nemen?
Mam, ik wil niet gaan!
- Hij wil naar Amerika.
- Hij wil naar Amerika gaan.
- Ik wil naar huis.
- Ik wil naar huis gaan.
Ik moet nu gaan.
Het is mijn droom naar Japan te gaan.
Ik wil naar de dokter.
- Waarom wil je naar Boston gaan?
- Waarom wilt u naar Boston?
Ik wil met je meegaan.
Waar zou je als eerste heen willen?
Ooit zou ik graag naar Frankrijk gaan.
Ik wil naar de stad gaan.
En dan zijn we klaar.
Dus je wilt naar de oase?
- Ik zou graag met jou naar zee gaan.
- Ik zou graag met jou naar de kust gaan.
Heb je zin om naar de film te gaan?
Ik wilde daarnaartoe gaan.
Tom wil naar Japan gaan.
Hij wou naar de zee rijden.
Ik moest naar Amerika gaan.