Examples of using "Zorunda" in a sentence and their dutch translations:
Ge moet niet noodzakelijk naar daar gaan.
Ze zal haar weg vinden,
Hij moet ervoor gaan.
- Je moet niet eten.
- Je hoeft niet te eten.
Moet ik studeren?
We moesten stoppen.
Er moet iemand spreken.
Hij moet komen.
Ik moest het proberen.
Jullie zullen moeten gaan.
Je moet je niet veranderen.
Tom moet blijven.
Moet ik mij registreren?
Moet je gaan?
Het experiment moet beginnen.
- U hoeft niet te antwoorden.
- Je hoeft niet te antwoorden.
Je hoeft je niet te verontschuldigen.
- U moet die vragen niet beantwoorden.
- Je hoeft die vragen niet te beantwoorden.
En ik hoef niet echt te praten,
Wat heb je gegeten?
Zij was genoodzaakt het plan op te geven.
Ik moest naar Amerika gaan.
Ge zult morgen moeten komen.
Ik moest te voet naar huis gaan.
Moet ik een brief schrijven?
Het hoeft niet zo te zijn als dit.
We zijn niet verplicht aan de bijeenkomst deel te nemen.
We hoeven dit niet te doen.
We zullen dit moeten oplossen.
Je moet hulp krijgen.
Je hoeft dat niet te doen.
Tom moet hier wegwezen.
Moeten we op de anderen wachten?
Je zult hard moeten werken.
Hij moet morgen daarheen gaan.
- U moet niet komen morgen.
- Jullie moeten niet komen morgen.
Hij moet de klok herstellen.
Ge moet niet noodzakelijk naar daar gaan.
- Hij heeft het niet nodig te werken.
- Hij hoeft niet te werken.
Ze dwongen mij medicijnen te nemen.
Ik wist dat ik moest komen.
U zult moeten rijden.
We moesten uw milt verwijderen.
Iemand moet de prijs betalen.
Moet ik met Tom praten?
Ik was gedwongen te stoppen met het plan.
Ik moest mijn plan opgeven.
Moet ik onmiddellijk gaan?
Ieder mens moet sterven.
Ik hoef niet meer te gaan.
Ik hoef het niet aan iemand te vragen.
Tom hoefde zich niet te verstoppen.
Je zal hier moeten wachten.
Moet ik hem kennen?
Ze moeten sterven.
Je hoeft niet te zingen.
Ik moet Tom waarschuwen.
Daar moeten we het maar mee doen.
Je hoeft je niet te verontschuldigen.
Je gaat je moeten aansluiten bij het project.
Je moet niet snel lopen.
Je hoeft je paraplu niet mee te nemen.
Vandaag moet ge niet werken.
- U hoeft uw stem niet te verheffen.
- Je hoeft je stem niet te verheffen.
- Ze moeten op voorhand betalen.
- Ze moeten vooraf betalen.
Je moet het niet opeten.
Moet ik met je meegaan?
Tom zal misschien wel moeten wachten.
Deze struik moet weg.
We hoefden ons niet te haasten.
Moet je zondags werken?
Waarom moet Tom dit doen?
Het hoeft niet zo te gaan.
Haar jongen moeten constant gevoed worden.
Hoe lang zullen we moeten wachten?
Je hoeft niet te luisteren naar wat hij zegt.
Ik moest gaan.
Je hoeft niet te gaan, als je dat niet wil.
Ik zal harder moeten studeren.
Een van ons tweeën moet het doen.
Moet ik alle vragen beantwoorden?
- U hoeft het niet direct te doen.
- Je hoeft het niet direct te doen.
- Jullie hoeven het niet direct te doen.
- Dat moet je nu niet doen.
- Dat moet je niet nu doen.
Hij is gedwongen ontslag te nemen.
- Ik moet erover nadenken.
- Daar zal ik even over moeten nadenken.
Je hoeft niet te antwoorden als je dat niet wilt.
Je zal moeten afwachten.
Je hoeft niet met me te zitten.
Ik moest het proberen.
U moet ons niet bedanken.
Ik moest een auto huren.
Het experiment moet beginnen.
Als je het niet hoeft te doen, doe het niet.
Hij hoeft dat niet te doen.