Examples of using "David" in a sentence and their dutch translations:
David is thuis.
David Beckham is Engels.
David Beckham woont nu in Amerika.
David kan vloeiend Frans spreken.
Mary, dit is David, de broer van Joe.
De minister-president van IJsland, Sigmundur Davíð Gunnlaugsson, trad af nadat het onthuld was dat zijn vrouw een offshore investeringsbedrijf had.