Translation of "Salí" in Dutch

0.132 sec.

Examples of using "Salí" in a sentence and their dutch translations:

Salí.

Ik vertrok.

- Sal.
- Salí.

Ik ging naar buiten.

Salí del taxi.

Ik stapte uit de taxi.

Salí con mis amigos.

Ik ben uitgegaan met mijn vrienden.

- Salte.
- Sal.
- Salí.
- Salid.
- Salgan.

- Scheer je weg!
- Hoepel op!
- Buiten!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Lazer op!
- Maak dat je wegkomt!
- Eruit!
- Donder op.
- Ga weg.
- Kom eruit.
- Scheer je weg.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.

Salí volando de mi casa.

Ik vloog mijn huis uit.

Salí y dejé el calefactor encendido.

Ik ging naar buiten, en liet de verwarming op staan.

Salí a pesar de que estaba lloviendo.

Ik ging naar buiten, ook al regende het.

- ¡Salí de acá rápidamente!
- ¡Rápido, sal de aquí!

Weg hier!

Porque cuando salí de la habitación de esa madre,

Toen ik uit de kamer kwam waar de moeder lag,

Cuando salí de la estación de trenes vi a un hombre.

Toen ik het treinstation uitging, zag ik een man.

- Sal de la sala.
- Sal de la habitación.
- Salí de la habitación.

Verlaat de kamer.

No salí a ningún lado porque tú me dijiste que no lo hiciera.

Ik ben helemaal niet uitgegaan omdat je me zei dat ik het niet doen mocht.

Desde que salí de la cama, no he podido relajarme un solo momento.

Vanaf dat ik uit bed ben opgestaan, heb ik geen moment kunnen ontspannen.

Cuando salí de la cárcel, lo primero que quise hacer fue comer en mi restaurante favorito.

Toen ik uit de gevangenis kwam, was het eerste wat ik wilde doen was eten in mijn favoriete restaurant.

- Al salir de la estación vi a un hombre.
- Cuando salí de la estación de trenes vi a un hombre.

Toen ik het treinstation uitging, zag ik een man.