Examples of using "Plan" in a sentence and their dutch translations:
Ik keur dit project goed.
Heb je een plan?
Het plan zal werken.
We hebben een plan nodig.
Ik heb een plan nodig.
Vertel me jouw plan.
- Wat denk je van dat plan?
- Wat denkt u van dat plan?
- Wat denken jullie van dat plan?
Je plan is goed.
- Uw plan klinkt uitstekend.
- Jouw plan klinkt uitstekend.
Wie heeft dit plan gemaakt?
Ze keurde mijn plan goed.
Hij voerde het plan uit.
Zijn plan is gevaarlijk!
Hebben we een plan B nodig?
Wat is jouw plan?
We hebben geen plan.
Ik heb al een plan.
Ik ben een plan aan het ontwerpen.
Het zou beter zijn het plan niet te wijzigen.
- Niets zal mijn snood plan belemmeren.
- Niets zal mijn kwaadaardig plan dwarsbomen.
een strikt geheim plan liet ontwerpen
Dit Huston-plan ...
- Vertel mij over uw plan.
- Leg me je plan uit.
- Vertel me over je plan.
Het plan is in discussie.
Het plan is nog niet rijp.
De baas heeft ons plan goedgekeurd.
We moeten ons plan veranderen.
Dat is een geweldig plan.
Het nieuwe plan werkte goed.
De baas heeft ons plan goedgekeurd.
Uw plan zal zeker lukken.
Alles gaat volgens plan.
Ons plan heeft veel voordelen.
Ik wist niets van uw plan.
Alles is volgens plan verlopen.
Wat denken jullie van dat plan?
Wat denkt u van dat plan?
- Ik had geen weet van zijn plan.
- Ik kende zijn plan niet.
We kunnen de planning beter maar niet veranderen.
Wat denkt ge van het plan van uw baas?
Vandaag voeren we een ambitieus plan uit
Samen geeft dat een blauwdruk van mogelijkheden.
Zijn plan was om maandag te beginnen.
Wij zijn voor uw plan.
Het is mijn plan om in Australië te studeren.
Ik keur dit project goed.
- Ik had geen weet van zijn plan.
- Ik wist niet van zijn plan.
De directeur stelde een nieuw plan voor.
Zo een kinderachtig plan zal mislukken.
Het zou beter zijn het plan niet te wijzigen.
Tom zei dat hij een plan had.
Hij protesteerde tegen het nieuwe plan.
Hij werkte volgens het plan.
Hij was geïnteresseerd in het plan.
niet omdat hij dacht dat het illegaal was,
Jouw plan lijkt beter dan het mijne.
Laten we het plan na school bespreken.
We kunnen de planning beter maar niet veranderen.
Ik kende zijn plan niet.
Het plan verdween geruisloos.
Tom is erg geïnteresseerd in dit plan.
Ik was gedwongen te stoppen met het plan.
- Ga je niet akkoord met dat plan?
- Ben je het niet eens met dit plan?