Translation of "¿tienes" in Dutch

0.015 sec.

Examples of using "¿tienes" in a sentence and their dutch translations:

- ¿Tienes coche?
- ¿Tenés auto?
- ¿Tienes un carro?
- ¿Tienes carro?
- ¿Tienes auto?

Heb je een auto?

- ¿Tienes un encendedor?
- ¿Tienes un mechero?
- ¿Tienes mechero?

- Hebt ge een aansteker?
- Heb je een aansteker?

- ¿Tienes un encendedor?
- ¿Tienes fuego?
- ¿Tienes un mechero?

- Heeft u een aansteker?
- Heb je een vuurtje voor mij?
- Hebt ge een aansteker?

- Tú tienes carne.
- Tienes carne.

Jij hebt vlees.

- ¿Tienes un móvil?
- ¿Tiene móvil?
- ¿Tenés celular?
- ¿Tienes móvil?
- ¿Tienes celular?
- ¿Tienes teléfono celular?

- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?
- Heb je een mobiele telefoon?

- ¿Tienes un encendedor?
- ¿Tienes un mechero?
- ¿Tienes mechero?
- ¿Tiene encendedor?

- Heeft u een aansteker?
- Heb je een aansteker?
- Hebben jullie een aansteker?

¿Cuántos hermanos tienes? ¿Cuántas hermanas tienes?

Hoeveel broers heb je? Hoeveel zussen heb je?

- Tienes que ir.
- Tienes que irte.

Je moet gaan.

- ¿Tienes un minuto?
- ¿Tienes un momento?

Hebt ge even tijd?

- ¿Cuántos niños tienes?
- ¿Cuántos hijos tienes?

Hoeveel kinderen heb je?

- ¿Cuántos años tienes?
- ¿Qué edad tienes?

- Hoe oud bent u?
- Hoe oud ben je?

- ¿Tienes diez años?
- Tienes diez años?

Ben je tien jaar?

- No tienes esperanza.
- No tienes remedio.

- Je bent hopeloos.
- U bent hopeloos.
- Jullie zijn hopeloos.

- ¿Tienes un cerillo?
- ¿Tienes un fósforo?

Heb je een lucifer?

- ¿Tienes cámara fotográfica?
- ¿Tienes una cámara?

- Heb je een fototoestel?
- Hebt ge een fototoestel?

- ¿Tienes cámara fotográfica?
- ¿Tienes una cámara?
- ¿Tienes una cámara de fotos?

- Heb je een fototoestel?
- Hebt ge een fototoestel?

¿Tienes hambre?

Heb je honger?

¿Tienes fiebre?

- Heb je koorts?
- Heb je verhoging?

¿Tienes sueño?

Heb je slaap?

¿Tienes fuego?

Hebt ge een aansteker?

¿Tienes pesadillas?

Heb je nachtmerries?

¿Tienes cerveza?

Heb je bier?

¿Tienes miedo?

Bent u bang?

Tienes razón.

Je hebt gelijk.

¿Lo tienes?

Heb je het?

¿Tienes huevos?

- Heb je eieren?
- Hebt u eieren?
- Hebben jullie eieren?
- Heeft u eieren?

¿Tienes arroz?

Heb je rijst?

Tienes compañía.

- Je hebt gezelschap.
- Je hebt bezoek.

¿Tienes sed?

- Hebt u dorst?
- Heb je dorst?
- Hebben jullie dorst?

¿Tienes papel?

Hebt ge papier?

¿Tienes novio?

- Heb je een vaste vriend?
- Heb je een vriend?
- Heeft u een vaste vriend?
- Heb je een vriendje?

Tienes ojeras.

Je hebt wallen onder je ogen.

¿Tienes cobijas?

Heb je dekens?

¿Tienes frío?

- Heb je het koud?
- Heeft u het koud?
- Hebben jullie het koud?

¿Tienes preservativos?

- Heb je een condoom?
- Heb je condooms?
- Hebt u condooms?

¿Tienes tos?

- Heb je last van hoest?
- Heeft u last van hoest?

Tienes problemas.

- Je hebt problemen.
- Jullie hebben problemen.
- U hebt problemen.

Tienes correo.

Je hebt post.

¿Tienes WhatsApp?

Heb je WhatsApp?

¿Tienes coche?

Heb je een auto?

¿Tienes lapiceros?

Heb jij potloden?

Tienes fiebre.

Je hebt koorts.

¿Tienes nietos?

Heb je kleinkinderen?

¿Tienes manzanas?

Heb je appels?

¿Tienes hogar?

Heb je een thuis?

¿Tienes dinero?

Heb je geld?

¿Tienes uno?

Heb jij er een?

¿Tienes celular?

Heb je een mobiele telefoon?

Tienes cáncer.

Je hebt kanker.

¿Tienes niños?

Hebben jullie kinderen?

Tienes agua.

- Je hebt water.
- Jij hebt water.

Tienes dinero.

Jij hebt geld.

¿Tienes champú?

Heb je shampoo?