Examples of using "Parque" in a sentence and their dutch translations:
Ze gaat het park in.
Ga naar het park.
- Ik ga het park binnen.
- Ik ga het park in.
We waren in het park aan het spelen.
We gingen naar het park om te spelen.
We liepen in het park.
Waar is het park?
Ik ben gisteren in het park geweest.
Ze gaat naar het park.
We hebben lang in het park gewacht.
- Hij wandelt graag in het park.
- Hij houdt van wandelen in het park.
Gombe National Park, Tanzania
Ik ben deze morgen naar het park geweest.
We waren in het park aan het spelen.
We gingen naar het park om te spelen.
Gaan we niet naar het park vandaag?
- Ze speelden honkbal in het park.
- Ze waren aan het honkballen in het park.
- Er is een park in de buurt van mijn huis.
- Er is een park vlakbij mijn huis.
Zijn er veel bomen in het park?
Er speelden veel kinderen in het park.
Mijn huis is dicht bij het park.
Afgelopen zondag ben ik naar het park gegaan.
- Hij wandelt graag in het park.
- Hij houdt van wandelen in het park.
Er zijn veel mensen in het park.
- Achter de cinema is er een park.
- Achter de bioscoop is een park.
Er zijn veel dieren in het park.
- Er waren veel mensen in het park.
- In het park was er veel volk.
We hebben lang in het park gewacht.
Hij heeft gisteren in het park gewandeld.
Er zijn veel kinderen in het park.
Tom wilde niet naar het park gaan.
Is het park open voor het publiek?
Er zijn veel vogels in dit park.
Drie kinderen speelden in het park.
- We lopen in het park.
- We wandelen in het park.
In het park was er een menigte.
- Achter de cinema is er een park.
- Achter de bioscoop is een park.
- Hoeveel mensen zag je in het park?
- Hoeveel mensen heb je in het park gezien?
De kinderen spelen in het park.
Hij wandelt graag in het park.
Er zijn vele eenden in het park.
Ze zaten op een bank in het park.
Hij sliep in het park op een bankje.
Ken ging naar het park om Yumi te ontmoeten.
Eindelijk, een onverlicht stadspark.
Onze school is heel dicht bij het park.
Drie kinderen waren aan het spelen in het park.
Hij wandelt elke morgen in het park.
Ik zag hem alleen in het park lopen.
- Dat park doet mij denken aan toen ik klein was.
- Dat park doet me aan mijn kindsheid denken.
Loop niet in het park in de nacht!
Er waren heel wat jonge paartjes in het park.
Yumi gaat naar het park om tennis te spelen.
Tegenover het park is er een mooie rivier.
Mijn vader wandelt in het park.