Examples of using "Fui" in a sentence and their dutch translations:
Ik ging naar de dierentuin.
- Ik ben er gisteren naartoe gegaan.
- Ik ging daar gisteren heen.
Ik werd gekozen,
Ik werd gevangen.
Ik ben erheen gegaan.
Ik werd ontslagen.
Ik was onvoorzichtig.
Ik werd aangevallen.
Ik was beledigd.
Ik was welkom.
Ik werd opgeroepen.
Ik ging naar huis.
- Ik ging vissen.
- Ik ben gaan vissen.
Ik ben naar Nagasaki gegaan.
Ik ben naar de zoo geweest.
Ik was te verlegen.
Ik ging naar Iran.
Ik ging naar het ziekenhuis.
Ik ben gaan winkelen.
Ik ging ook.
Ik ging daar gisteren heen.
Ik ging gisteren naar de bioscoop.
Ik ben vandaag bloed wezen geven.
- Ik ben gaan wandelen.
- Ik ging wandelen.
Ik ging erheen, tekende het contract,
Ik ging eerst naar OkCupid
Ik was het niet, commissaris!
- Ik ging gisteren naar de dierentuin.
- Ik ben gisteren naar de dierentuin gegaan.
Ik ging gisteren naar de bioscoop.
Ik ben naar de bakker geweest.
Ik was voorzichtig.
Hij heeft me bedrogen.
Ik ging naar San Paulo.
Ik ben vandaag naar de tandarts geweest.
Ik was geliefd.
Ik ging niet naar de zoo.
Ik ging naar een concert.
Ik ben me wezen laten inenten.
Ik ben gisteren in het park geweest.
- Ik ging naar het station.
- Ik ging naar het treinstation.
Ik ben naar de markt gegaan.
Ik ging schaatsen op het meer.
Ik ging naar de dierentuin met mijn zuster.
Ik ging naar huis.
laten me weten dat ik als mens word gezien
Zo snel mogelijk naar boven.
Ik ben met de auto naar Kioto gereden.
- Ik ging met de taxi naar het vliegveld.
- Ik ben met de taxi naar het vliegveld gegaan.
Ik ben per trein naar Kobe gegaan.
Ik ben deze morgen naar het park geweest.
Ik ging gisteren naar de schoenenwinkel.
Ik ging per trein naar Boston.
Ik ging zwemmen in de rivier.
Ik ben niet eerlijk geweest tegen Tom.
Ik ging naar het station van Osaka.
Ik ben vandaag bloed wezen geven.
Hij is per taxi naar Kawogoe gegaan.
Hoe wist je dat ik het was?
Ik ging lopend naar school.
Ik ging in de zee zwemmen.
Ik ben niet ontslagen. Ik heb mijn ontslag gegeven.
Gisteren was ik niet op het werk.
Ik ging gisteren naar de bioscoop.
Ik ging schaatsen op het meer.
Ik ging gisteren naar school.